Johannes Brahms componeerde relatief weinig originele werken voor vierhandig piano, maar bewerkte bijna al zijn kamermuziek en orkestwerken voor deze bezetting. Hij speelde de meeste werken vierhandig met Clara Schumann. Op deze cd staan 6 Hongaarse dansen, de Variaties op een thema van Schumann voor piano vierhandig, op. 23, 5 Walsen voor twee piano’s, op. 39 (nrs. 1, 2, 11, 14 & 15), en de Liebesliederwalzer op. 52.Van de 21 Hongaarse dansen WoO 1 voor vierhandig piano, zijn alleen de nummers 11, 14 en 16, originele composities van Brahms. De melodieën van de andere dansen zijn bewerkingen van bestaande melodieën, geen volksliederen van zigeuners zoals vaak wordt aangenomen, maar thema’s van componisten zoals Windt (Emma csárdás), Rizner (Tolnai Lakadalmas), Béla Kéler (Souvenir de Bártfai), Merty (Souvenir de Kalocsay), Frank Szabady (Louisa csárdás, naar Donizetti) of Travnik, die Brahms kende via de violist Eduard Reményi. Nummer 15 was daarenboven gebaseerd op de twaalfde rapsodie van Liszt, naar het allegretto giocoso uit de aria, “Tu che a Dio spiegasti l’ali” van Edgardo, uit de 3de akte van “Lucia di Lammermoor“ van Gaetano Donizetti. Brahms componeerde de Hongaarse dansen in de jaren 1858-1869 in de oorspronkelijke versie voor vierhandig piano. Later maakte hij van de eerste 10 dansen een transcriptie voor piano solo en in 1874, een transcriptie voor orkest van de dansen nrs. 1, 3 en 10, Deze werden in februari 1874 onder zijn leiding in Leipzig in première gespeeld. De andere dansen werden georkestreerd door Albert Parlow, Robert Schollum, Martin Schmeling, Johan Andreas Hallén, Paul Juon en Antonín Dvořák. Van de eerste tien dansen maakte Joseph Joachim overigens in 1871 een versie voor viool en piano, in 1880 gevolgd door de overige elf.Johannes Brahms (foto) was, nog voor hij in Wenen aankwam, een bewonderaar van de walsen en ländler van Schubert. Even enthousiast was hij over de walsen van zijn vriend, Johann Strauss II. Het is duidelijk dat Brahms, net als Schubert en Chopin, lichtere genres zoals de wals, zeer ernstig nam. Dit is te horen in de rijkdom aan melodie, de variatie in ritme en de weelderige harmonieën van de Walsen op.39. Van zijn “Liebeslieder-Walzer” op.52 (1869) en op.65 (“Neue Liebeslieder”) (1869-1874) naar Georg Friedrich Daumers “Polydora”, niet te verwarren met Brahms’ 16 walsen voor piano solo op.39 uit 1865, maakte Brahms een versie voor vierhandig klavier zonder zang. Georg Friedrich Daumer (1800-1875) (foto) was een dichter en filosoof uit Neurenberg. Brahms verhief in zijn Liebesliederwalzer op.52, het folkloristisch karakter van Daumers gedichten tot een ultieme verfijning. Het werk was aanvankelijk bedoeld voor vocaal kwartet (de zangpartijen zijn in de oorspronkelijke uitgave ad libitum gemarkeerd) en piano vierhandig. De markering ad libitum, was toepasselijk, aangezien het werk net zo effectief is zonder de zangpartijen.Het loont de moeite om de gedichten van Daumer te lezen, om te zien en te horen, hoe vindingrijk Brahms ermee omging. Hij voltooide de 16 walsen tijdens een verblijf in Wenen in 1865, hoewel hun oorsprong waarschijnlijk terugging tot zijn tijd in Detmold, aan het einde van de jaren 1850. Ze zijn opgedragen aan de muziekcriticus Eduard Hanslick, met wie Brahms bevriend was, en ze werden in 1867, uitgegeven. Vanwege zijn populariteit schreef Brahms zowel een gemakkelijke als een moeilijke bewerking van dit werk voor piano met twee handen. Er is ook zijn hier opgenomen versie voor twee piano’s van de walsen 1, 2, 11, 14 en 15, maar deze verscheen pas na Brahms’ overlijden.Het thema van de “Geistervariationen” (Thema mit Variationen in Es-Dur für Klavier, WoO 24), het allerlaatst genoteerd thema uit 1854, van Robert Schumann, gebruikte Brahms in 1861 in zijn 10 Variaties op.23 voor vierhandig piano, afgesloten met een indrukwekkende treurmars, als hulde aan Schumann, overleden in 1856. De “Geistervariationen” was het laatste werk van Schumann voor hij werd opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis in Bonn-Endenich. Wolf-Dieter Seiffert schreef in het voorwoord van Thema mit Variationen (Geistervariation), dat Schumann in deze tijd van zijn leven geloofde dat hij omringd was door geesten die muziek voor hem speelden, zowel “wonderbaarlijk” als “afschuwelijk”. Ze boden hem “meest magnifieke onthullingen” aan, maar dreigden hem ook naar de hel te sturen. Seiffert schrijft verder dat Schumann op 17 of 18 februari 1854, een thema noteerde, waarvan hij zei dat het hem was gedicteerd door stemmen zoals die van engelen. Hij erkende niet dat het eigenlijk een thema was dat hij eerder had gecomponeerd, nl het thema van de langzame beweging van zijn vioolconcerto uit 1853, het concerto dat in 1933, tijdens een séance, herontdekt werd door de violisten, de zussen, Jelly d’Arányi en Adila Fachiri.
Terwijl hij nog aan de compositie werkte, wierp Schumann zich op 27 februari, half gekleed in de ijskoude Rijn. De meest geavanceerde instellingen wisten toen niet om te gaan met ongeneeslijk zieke, psychiatrische patiënten. Robert Schumann begon reeds vanaf 1833, te lijden aan stemmingswisselingen en depressies, met visioenen van engelen en demonen.
Omdat hij vreesde Clara iets aan te doen, stortte hij zich op 27 februari 1854 van een brug in de Rijn. Hij werd gered door schippers en moest opgenomen worden in het “Anstalt für Behandlung und Pflege von Gemütskranken und Irren”, een klein Privat-Irrenanstalt, het “Richarz’sche Heilanstalt” (nu Schumannhaus Bonn), van de Duitse psychiater, Franz R. Richarz (1812-1887), in de wijk Endenich in Bonn, waar zijn conditie snel verslechterde en waar hij op 29 juli 1856 overleed. Zijn graf bevindt zich op de Alter Friedhof in Bonn. Schumann had zich op eigen verzoek in Endenich laten opnemen en werd er twee jaar lang door Richarz behandeld. Slechts als zijn toestand het toeliet mocht hij de kliniek af en toe voor een wandeling verlaten. Zijn symptomen waren waarschijnlijk veroorzaakt door een hersentumor of door het derde stadium van syfilis, versterkt door kwikvergiftiging. Nadat hij de zelfmoordpoging had overleefd, bleef Schumann aan de variaties werken. De volgende dag voltooide hij het werk en stuurde het manuscript naar Clara, die hem de avond ervoor, op advies van de arts, Franz Richarz, had moeten verlaten …Veerle Peeters (°1978), docent piano aan de Gemeentelijke Academie voor Muziek-Woord-Dans in Heist-op-den-Berg, studeerde aan het Lemmensinstituut in Leuven. Nog tijdens haar studies werd ze laureaat van verschillende wedstrijden, zoals Cantabile in Antwerpen en “Stephan De Jonghe” in Aalst. In 2002 richtte ze het kamermuziekgezelschap Frescamente op.Jan Vermeulen (°1954), docent aan het Luca School of Arts (Campus Lemmens, Leuven), studeerde bij André De Groote aan het conservatorium in Brussel Tijdens zijn studies won hij de Tenuto-televisiewedstrijd met zijn vertolking van Rachmaninoff met het BRT symfonisch orkest. Vanaf begin jaren 1990 concentreerde hij zich op de Pianoforte. In deze periode richtte hij het Fortepianotrio Florestan (later Tröndlin Trio) op en nam hij de volledige sonates van Weber op. In 2010 voltooide hij de opnames van de klavierwerken van Schubert (12 cd’s) op een pianoforte van Nannette Streicher uit 1826. Samen met Veerle Peeters nam hij voor het label Etcetera, het compleet oeuvre voor vierhandig klavier (7 cd) van Franz Schubert op (foto).Johannes Brahms Works For Piano Four Hands, Viennese Sentiment & Hungarian Passion Jan Vermeulen & Veerle Peeters cd Etcetera KTC1698