Claudio Monteverdi, “L’Orfeo”, door Ensemble Lundabarock,  Höör Barock en Ensemble Altapunta o.l.v. Fredrik Malmberg, op het label BIS. Schitterend!

In 1590 of 1591 kreeg Claudio Monteverdi (1567-1643) zijn eerste baan aan het hof van Vincenzo I Gonzaga, de hertog van Mantua, en zijn gemalin Eleonora de’ Medici. Hij bleef daar twaalf jaar en werkte samen met o.a. Giaches de Wert en Benedetto Pallavicino. In deze periode maakte Monteverdi in het gevolg van Vincenzo Gonzaga reizen naar Hongarije en Vlaanderen.Toen Claudio Monteverdi (foto) in Mantua aankwam, werd hij aanvankelijk aan het hof aangenomen als gambist. Dit is een aspect van zijn muzikale persoonlijkheid die vaak vergeten wordt. Toch herinnerde zijn broer Giulio Cesare in een brief dat zijn improvisaties op de viola alla bastarda (bariton gamba) opmerkelijk waren. Op het moment van zijn aankomst speelde instrumentale muziek aan het hof reeds een belangrijke rol. Die werd gedomineerd door diverse musici, onder wie de joodse violist Salomone Rossi (ca. 1570-1630), één van de eerste componisten die triosonaten componeerde.Maar, Monteverdi was zelf ook een meester op het gebied van de instrumentale muziek. Zijn uitzonderlijke vaardigheden dienaangaande horen we in de balletten van “L’Orfeo”, in het “Ballo delle ingrate” en in bepaalde madrigalen, zoals “Tempro la cetra”, met een opvallende concertante rol voor de instrumenten als onderdeel van de “seconda pratica”.Eind jaren ’90 vertegenwoordigden de opnamen van de Argentijn, Gabriel Garrido, (°1950) een mijlpaal in de interpretatie van de opera’s van Monteverdi. Wat onmiddellijk opviel en aantrok bv. in de uitvoering en opname van “L’Orfeo” (Diapason d’Or, 1997), was de glans van de opnamen. Naar de aanwijzingen die door de theoreticus uit Siena, Agostino Agazzari (een tijdgenoot van Monteverdi), in zijn “Del sonare sopra il basso con tutti li stromenti e dell’usu loro nel conserto” in 1607 over continuo werden geschreven, wendde Garrido bv. niet alleen de typische instrumenten aan die contrapuntisch kunnen spelen (toetsinstrumenten, orgel, luit en harp), maar ook deze met melodische mogelijkheden. De resulterende klank was briljant en luxueus maar nooit overdreven. Het versterken van de instrumentale bezetting was nooit in het nadeel van de vocale partijen. Het was nl. precies door de stemmen waarmee Garrido zich onderscheidde van anderen. Door zich te omringen met Latijnse stemmen (Italiaanse, Franse, Spaanse en Argentijnse), gaf hij Monteverdi die typisch Italiaans barokke, warme en sensuele kleuren à la Titiaan, Tintoretto en Veronese.Monteverdi’s L’Orfeo op een libretto van Alessandro Striggio, is gebaseerd op de mythe van Orpheus en Eurydice, zoals terug te vinden in de Metamorfosen van Ovidius en de Georgica van Vergilius. De première van L’Orfeo was in februari 1607 in het hertogelijk paleis van Mantua. De publicatie vond plaats in 1609 in Venetië, met een tweede editie in 1615.“L’Orfeo” wordt vaak omschreven als de eerste opera. De componist gebruikte echter zelf een andere term voor zijn werk, ‘favola in musica’, een muzikaal verhaal. Met dit als uitgangspunt legden de artiesten op deze opname de nadruk op het direct verhaal van het libretto, en hoe alleen de muziek wordt gebruikt om emoties uit te drukken, een muziek die de plot en de tekst woord voor woord ondersteunt. Het verhaal verteld door Monteverdi en de leden van de drie ensembles die zijn partituur tot leven brengen, is die van Orpheus, de dichter en muzikant die naar de onderwereld reist om Hades te overtuigen zijn geliefde Eurydice terug te laten keren naar de levenden. Onder leiding van Fredrik Malmberg, en met Johan Linderoth als Orfeo, brengen de 38 zangers en musici van Ensemble Lundabarock, Höör Barock en Ensemble Altapunta, een partituur die in 1607 ultramodern was. Vier volle eeuwen na de eerste uitvoering in Mantua blijft het bijna schokkend modern, zoals de klank van cornetten en trombones die de geesten van de onderwereld oproepen of de weergave van onverdund, rauw verdriet in Orfeo’s gevierde aria, “Possente Spirto”.De uitvoerders/solisten zijn :

Orfeo – Johan Linderoth, tenor

La Musica, Proserpina – Kristina Hellgren, sopraan

Ninfa 1, Euridice – Christine Nonbo Andersen, sopraan

Messaggiera – Maria Forsström, mezzosopraanPastore 1, Speranza – Anna Zander, mezzosopraan

Pastore 2, Apollo, Eco – Adam Riis, tenor

Pastore 3, Spirito infernale 2 – Daniel Aberg, bariton

Caronte – Steffen Bruun, bas

Pastore 4, Plutone – Karl Peter Eriksson, bariton

De Ensembles Altapunta en Lundabarock en Höör Barock staan o.l.v. Fredrik Malmberg.Claudio Monteverdi L’Orfeo Ensemble Lundabarock Höör Barock Ensemble Altapunta Fredrik Malmberg 2 cd BIS-2519