G. F. Handel, 6 Concerti Grossi, door Van Diemen’s Band o.l.v. Martin Gester, op het label BIS.

De Concerti Grossi, op. 3, HWV 312–317, zijn zes concerti grossi van George Frideric Handel, verzameld en uitgegeven door John Walsh in 1734. Musicologen zijn het er nu over eens dat Händel zelf geen kennis had van de publicatie. In plaats daarvan combineerde Walsh, die probeerde te profiteren van het commercieel succes van Corelli’s op. 6 Concerti Grossi, eenvoudig verschillende van Händels reeds bestaande werken en groepeerde ze in zes zogenaamde ‘concerti’.Met het oudere concerto da chiesa en concerto da camera van Arcangelo Corelli als model, in plaats van het latere Venetiaans concerto in drie bewegingen van Antonio Vivaldi, begunstigd door Johann Sebastian Bach, werden deze concerto gecomponeerd om te worden gespeeld tijdens uitvoeringen van Händels oratoria en odes. Ondanks het conventioneel model, verwerkte Händel in de bewegingen het volledig scala van zijn verschillende, compositorische stijlen, waaronder triosonates, opera-aria’s, Franse ouvertures, Italiaanse sinfonia’s, airs, fuga’s, thema’s en variaties en een verscheidenheid aan dansen.Het soloconcerto, verscheen net als de sonate en de symfonie, voor het eerst aan het begin van de 18de eeuw in Italië en verspreidde zich over vijf generaties violisten/componisten over heel Europa. De benaming ‘concerto’ werd voor het eerst gebruikt in 1602 door de franciscaan, Lodovico Grossi da Viadana (foto), in zijn “Concerti Ecclesiastici”, motetten voor vocale partijen en orgel, de eerste publicatie van kerkmuziek met basso continuo. Deze muziekvorm, ontstaan uit de canzone van Frescobaldi en Giovanni Gabrieli, groeide o.a. bij Salomone Rossi, Biagio Marini en Tarquinio Merula, rond 1637, uit tot de ‘sonata da chiesa’ of triosonate met basso continuo. Giovanni Battista Bassani in zijn “Affetti musicali”, en Giuseppe Torelli waren de scheppers van het instrumentaal ‘concerto da camera’. De term sonate da camera was afkomstig uit het Rome van de late 17de eeuw, toen Arcangelo Corelli twee verschillende vormen van een sonate componeerde. Deze werden respectievelijk bekend als “sonata da camera” en “sonata da chiesa”.De sonate da camera was in wezen een danssuite, die Corelli aanpaste aan het heersend vier-bewegingsformaat, bestaande uit een ‘preludio’ en drie dansen of verbindende bewegingen. De door hen gebruikte bezetting, twee violen en een baslijn, tussen 1692 en 1709, werd later door Corelli, Geminiani, Vivaldi en anderen ontwikkeld, en werd ook toegepast door Bach en Händel. Het soloconcerto ontwikkelde zich in de barokperiode vanuit het concerto grosso, waarbij een solistengroep of concertino concerteerde t.o.v. het instrumentaal ensemble of ripieno, en bood de solist de mogelijkheid om zijn virtuoze techniek te etaleren.Het Soloconcerto is omstreeks 1700 in Italië ontstaan en werd door leerlingen van Corelli (foto) en door Vivaldi (foto) ontwikkeld. Hun nieuwe concertostijl werd door componisten in heel Europa nagevolgd en na jaren van weerstand tegen al wat Italiaans was, volgden in de jaren 1720, zelfs de Fransen. Met name Vivaldi’s concerti werden regelmatig uitgevoerd op de Concerts Spirituels, toen de belangrijkste publieke/openbare concerten in Parijs. Daar speelde de violist Jean-Marie Leclair vaak zijn sonaten en zijn composities begonnen een toename van Italiaanse invloed te vertonen.Giovanni Legrenzi, Maurizio Cazzati, Alessandro Stradella en Carlo Ambrogio Lonati componeerden in de loop van de 17de eeuw Sonates da chiesa,  maar één van de grootste exponenten van het genre was Arcangelo Corelli (1653-1713). Onder zijn beste composities waren 6 Sonata da Chiesa, op. 1, opgedragen aan koningin Christina van Zweden, die in Rome woonde. De eerste 8 van zijn 12 Concerti grossi, op. 6 waren eigenlijk ook sonates da chiesa.Begin 18deeeuw trokken buitenlandse musici o.a. naar de Engelse hoofdstad Londen, waar het concertpubliek graag kennismaakte met muziek van bv. Geminiani, Corelli en Handel. De jaren 1720 waren getuige van een koortsachtige vraag naar muziek die veel buitenlandse virtuozen ertoe bracht naar de stad te verhuizen. Concert minnende Londenaren genoten van de laatste sonates in de stijl van de oude meester Corelli, van de eerste blokfluit- en fluitconcerti, en van het werk van de jeugdige nieuwkomer Händel. Er ontstond een nieuw cultureel muzikaal leven dat meer en meer gebaseerd was op vraag en aanbod.In 1715 had John Walsh een illegale uitgave van Corelli’s 12 Concerti Grossi op. 6 uitgegeven, die meteen een succes bleken. Bijna twintig jaar later, misschien in de wetenschap dat de koninklijke bescherming die aan Händels muzikale oeuvre was verleend, bijna afliep, verzamelde Walsh een reeks van zes orkestwerken voor een breed scala aan instrumenten. Hij voorzag ze van een geheel misleidende titelpagina – gebaseerd op Corelli’s stijlbepalende collectie – en adverteerde ze als Händels ‘Opera Terza’ (op.3). Het is waarschijnlijk dat Händel nooit heeft deelgenomen aan de selectie en organisatie van de individuele bewegingen, hoewel hij mogelijk betrokken was bij de herzieningen die een paar jaar later nodig waren voor een herdruk. Geselecteerd uit verschillende bronnen, vormen de zes concerti geen organische cyclus – in schril contrast met de toekomstige op. 6 concerti grossi, die Händel zorgvuldig wel als reeks bedacht. Feit blijft dat op. 3 enkele van Händels meest geliefde muziek bevat, in instrumentale combinaties die kleurrijk en vaak onverwacht zijn – aspecten waar Martin Gester en zijn musici van de Tasmaanse Van Diemen’s Band, alles uithalen.Handel 6 Concerti Grossi Van Diemen’s Band. Martin Gester cd BIS BIS2079