J.S. Bach, “Seven Toccatas for Harpsichord”, door Pieter Dirksen, op het label Et’cetera.

De woorden Bach en toccata lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden. Deze vaak gemaakte associatie geldt weliswaar voor de vier orgel-toccata’s, maar vooral voor de beroemde in re klein (BWV 565), die een archetype is geworden van zowel orgelmuziek in het algemeen als van Bachs muziek in het bijzonder. Bachs toccata’s voor klavecimbel zijn daarentegen veel minder bekend.Afgezien van het feit dat BWV 565 misschien niet eens door Bach zelf is gecomponeerd, blijft het opmerkelijk dat drie of vier orgel-toccata’s tegenover zeven toccata’s BWV 910-916 voor klavecimbel staan, die even interessant en virtuoos zijn, wat suggereert dat het klavecimbel net zo belangrijk was voor de jonge virtuoos als het orgel. In zijn enthousiasme voor de multi sectionele toccata stond Bach in zijn tijd weliswaar alleen.De toccata’s vertegenwoordigen Bachs vroegste klaviercomposities die onder een collectieve titel bekend zijn. De vroegste bronnen van BWV 910, 911 en 916 toccata’s, verschenen in het Andreas-Bach Boek, een belangrijke verzameling klavier- en orgelmanuscripten van verschillende componisten samengesteld door Bachs oudste broer, Johann Christoph Bach tussen 1707 en 1713. Een vroege versie van BWV 912 (bekend als BWV 912a) bestaat ook in een andere collectie samengesteld door Johann Christoph Bach, bekend als het “Möller-manuscript”, van ongeveer 1703 tot 1707. Dit geeft aan dat de meeste van deze werken niet later ontstonden dan de vroege Weimar-jaren van Bach. De vroeg Noord-Duitse stijl duidt immers op een mogelijke oorsprong uit Arnstadt. De werken hebben een vroege Noord-Duitse invloed, met duidelijk contrasterende secties en fugatische passages, ingebed in het rapsodisch materiaal, in tegenstelling tot het meer bekende prelude- en fuga-formaat in twee bewegingen. Andere vroege Bach-werken, die dit door Buxtehude beïnvloed formaat volgden, zijn o.a. de Prelude (Toccata) en Fuga in E, BWV 566, en de Prelude en Fuga in A, BWV 551. Vanwege enkele orgelachtige texturen worden de stukken soms op orgel uitgevoerd. In feite lijken de openingsmotieven van de toccata’s BWV 912, 914 en 916, trouwens op die van de orgelpreludes BWV 532, 534 en 541.De Nederlandse klavecinist, organist en musicoloog, Pieter Dirksen (°1961) is gespecialiseerd in barokmuziek, in het bijzonder in de klaviermuziek van Sweelinck, de Noord-Duitse school en J.S. Bach. Hij promoveerde in 1996 cum laude aan de Universiteit Utrecht op een proefschrift over de klaviermuziek van Sweelinck, onderscheiden met een Praemium Erasmianum. Hij publiceerde studies en uitgaven over de Noord-Europese klaviermuziek van Sweelinck tot Bach, is lid van de redactieraad van het Bach-Jahrbuch en geeft lezingen en seminaries. Pieter Dirksen is lid en artistiek co-leider van Combattimento (voorheen Combattimento Consort Amsterdam). Als continuo speler speelt hij met diverse andere orkesten en ensembles, en bij Opera Zuid. Daarnaast geeft hij solorecitals op klavecimbel en op (historische) orgels in binnen- en buitenland, en masterclasses in (o.a.) Haarlem, Utrecht, Göteborg, Leufsta Bruk, Leipzig, Wolfenbüttel, Palencia, Cuenca, Smarano, Basel, Moskou, Rochester en Cambridge. Hij is titulair organist van het historisch orgel van Andries Severijn (ca.1650) in de Martinuskerk te Cuijk in het noordoosten van de provincie Noord-Brabant.J.S. Bach Seven Toccatas For Harpsichord Pieter Dirksen cd Etcetera KTC1722