Frank Willaert, “Het Nederlandse liefdeslied in de middeleeuwen”, een monumentale uitgave van Prometheus.

Met dit schitterend boek geeft Frank Willaert meer dan drie eeuwen lyriek aan de hedendaagse lezer terug, vanaf het overbekende en toch mysterieuze Hebban olla vogala tot aan het begin van de rederijkerstijd. Niet alleen geeft hij interpretaties van talrijke liederen, maar hij besteedt ook uitvoerig aandacht aan hun context: aan dichtende edellieden, speellieden en burgers, aan luidruchtige dansfeesten en aan intieme vertolkingen, zangers en instrumentalisten, aan de verhouding tussen oraliteit en schrift, aan nieuwe liedmodes en aan taaie tradities.Een uitvinding van de 12de eeuw, zo hebben sommigen de liefde ooit genoemd. Die uitspraak mag overdreven zijn, toch staat het vast dat de troubadours een onuitwisbare invloed hebben uitgeoefend op de Middelnederlandse en Middelhoogduitse poëzie en de wijzen waarop de liefde tijdens de middeleeuwen in heel West-Europa bezongen werd. Ook in de Nederlanden. De minnezanger, Hendrik van Veldeke, de mystieke dichteres, Hadewijch, de virtuoze dichter van het Gruuthusehandschrift, ze zijn vaak gebloemleesd, maar naast hun lyriek, zijn er talrijke liederen bewaard, sommige heel conventioneel, andere uiterst geraffineerd, die begraven liggen in weinig toegankelijke tekstedities of in hypergespecialiseerde wetenschappelijke publicaties. Frank Willaert brengt dit alles daarentegen op een erudiete en sublieme wijze, dicht bij het publiek.Zijn boek bestaat uit 6 uitgebreide hoofdstukken. Achtereenvolgens komen eerst de hoofdfiguren, Hendrik van Veldeke, het hoofs chanson en de mystieke ars amandi van Hadewijch, en de lyriek van dichtende hertog, Jan I van Brabant, in het Große Heidelberger Liederhandschrift (Codex Manesse), aan bod. In het eerste hoofdstuk over Hendrik van Veldeke, leest u bv. in detail, o.a. over Minne in het klooster, Hoofse liefde en fin’amor met als voorbeeld een minnelied van Willem IX van Aquitanië, de eerste troubadours en trouvères, Hendrik van Veldeke en de vroege minnesang, en de Minnezangers rond de keizer.In het hoofdstuk over Hadewijch, troubadour van God?, verneemt u dan weer alles over het mystiek minnelied, religieuze vrouwen, begijnen en literatuur, poëtica: de vorm van Hadewijchs Liederen en het hoofs chanson, en de Latijnse geestelijke lyriek. Het hoofdstuk over Jan I van Brabant, behandelt de opkomst van de formes fixes, Jan I’s lyriek en de Minnesang: Nederlands of Hoogduits?, “Van grand chant courtois naar forme fixe”: de productie en de receptie van hoofse minneliederen, refrains en rondets, Franse lyriek aan het Brabants hof: Hendrik III, trouvère, Romaanse vormen, de ballettes van Jan I, en de virelai-ballade.Dit wordt gevolgd door “De triomf van de Formes Fixes” (ballade, rondeau en virelai), waarin de auteur het o.a. heeft over de Minneliederen in de 14de eeuw van Minnesänger en Sangspruchdichter aan de Nederrijn, virelai-ballades in het zuiden van het Duitse rijk en in de Nederlanden, Pieter Potter (broer van de bekendere, Dirc Potter?), dans, dansliederen en zangspelen, en de Maas-Rijnlandse liedkunst. In zijn 5de hoofdstuk bespreekt hij het Haags en het Berlijns liederenhandschrift, waarin we Walther von der Vogelweide en Tannhäuser ontmoeten. Dit wordt gevolgd door een laatste hoofdstuk over het Gruuthuseliedboek (Jan Moritoen en Jan van Hulst), en de Nederlandse polyfonie omstreeks 1400 (o.a. polyfonie in Sint-Donaas, polyfone liedkunst aan het Haagse hof, Brugse meerstemmige chansons in het Nederlands, de formele experimenten en de melancholie).Frank Willaert (°1952) is emeritus hoogleraar Middelnederlandse letterkunde aan de Universiteit Antwerpen en lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren (KANTL). Hij publiceert vooral over middeleeuwse mystiek en lyriek. Afkomstig uit het mooie, West-Vlaamse Veurne, studeerde hij Germaanse filologie in Kortrijk en in Leuven (1970-74) en Mediëvistiek in Poitiers (1977-78). Hij was achtereenvolgens werkzaam aan de Universiteit Antwerpen (1974-75), aan de Katholieke Universiteit te Leuven (1975-82) en aan het Instituut voor Nederlandse Lexicologie in Leiden (1982-84). In 1982 promoveerde hij in Leuven onder leiding van prof. dr. N. de Paepe, tot doctor in de Germaanse filologie met een proefschrift over de Strofische Gedichten van Hadewijch. In 1984 werd hij docent (1992 hoogleraar, 2000 gewoon hoogleraar) oudere Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Antwerpen. In 2002 kende de Antwerpse studentenvereniging Prisma hem trouwens haar “Gobelijntje” toe, de prijs voor de beste prof van de toenmalige opleiding Germaanse filologie. Willaerts publicaties handelen vooral over de middeleeuwse mystiek (Hadewijch en Ruusbroec) en de minnelyriek. Voor zijn boek De poëtica van Hadewijch in de Strofische Gedichten (Utrecht, HES Publishers, 1984) werd hem in 1988 de ‘Vijfjaarlijkse Prijs van de Vlaamse Provincies voor een monografie’ toegekend.Frank Willaert Het Nederlandse liefdeslied in de middeleeuwen 784 bladz. uitg. Prometheus ISBN 978-9044634693

https://www.stretto.be/2021/07/07/musica-alamire-hendrik-van-veldeke-en-zijn-muziek-en-lothar-voetz-der-codex-manesse/

https://www.stretto.be/2019/05/13/die-grossen-minnesanger-een-fantastische-uitgave-op-11-cds-door-het-label-christophorus/