Hendrik van Veldeke (2de helft 12de eeuw) was een gevierd minnesanger .Wij kennen hem van zijn minneliederen, de Sint-Servaaslegende en de Eneïde, de eerste Germaanse, hoofse roman. Zijn muziek is helaas verloren gegaan. Daarom publiceerde Musica/Alamire daarover een boek. Lothar Voetz schreef dan weer een boek over de Heidelbergse codex Manesse waarin Veldeke aanwezig is.
Het Frankisch Middel Duits en het Alemannisch en Beiers Middelhoogduits waren de literaire talen van Hartmann von Aue, Wolfram von Eschenbach, Gottfried von Straßburg en Walther von der Vogelweide. Het was de taal waarin ten tijde van de Hohenstaufen de eerste Duitse hoofse literatuur werd geschreven, het was de taal van het Nibelungenlied, Parzival en Tristan en Isolde. Het Middelhoogduits was weliswaar ook één van de talen waarin Hendrik van Veldeke schreef, de eerste volkstalige schrijver van de Lage Landen, de schrijver die de basis legde van de Nederlandse, Limburgse en Duitse literatuur.
Veldekes liederen, zo lezen we, zijn overgeleverd in drie handschriften van het einde van de 13de – en het begin van de 14de eeuw. Die stammen alle drie uit het zuidwesten van het Hoogduitse, dus zuidelijke Opperduitse deel van het Duitse taalgebied, dat van de zogenaamde Alemannische dialecten. Veldekes liederen worden effectief bewaard in drie Middelhoogduitse handschriften uit de late 13de- en vroege 14de eeuw, met name in het Kleine Heidelberger Liederhandschrift, het Weingartner Liederhandschrift van de Württembergische Landesbibliothek in Stuttgart en in het Groβe Heidelberger Liederhandschrift, beter bekend als de Codex Manesse van de Heidelbergse Universiteitsbibliotheek.
Als we spreken van een minnezanger, schrijft Herman Baeten, spreken we uiteraard ook over muziek. Er is echter geen enkel spoor van zijn muziekproductie bewaard gebleven. Hoe heeft de poëzie en het proza van onze gouwgenoot geklonken? vraagt Baeten zich af. Dit leidde in 2008 tot een symposium in Leuven. Het onderzoek werd gevolgd door de Alamire Foundation. En zo startte een onderzoekstraject van meer dan vijf jaar door internationale specialisten en een keur van jonge musici die op zoek gingen naar de muziek zoals die bij Veldeke mogelijks zou hebben geklonken. Op de 30ste internationale Dag van de Oude Muziek in 2013 in Alden Biesen brachten trouwens achttien ensembles de hele dag muziek van Veldeke en zijn tijd. “Was het Middelhoogduits van de lyrische lais, die ook overgebleven zijn in het Oudfrans en het Oud-Occitaans, de taal van Veldeke?”, zo wordt zich in het boek bv. afgevraagd?
De essays van de onderzoekers zijn gebundeld in het rijk geïllustreerd boek ‘Hendrik van Veldeke en zijn muziek’. Ze behandelen geschiedenis, kunstgeschiedenis, taal en dichtkunst en door de bijdragen van twee specialisten in de middeleeuwse muziek krijgt de muziek van Veldeke bijzondere aandacht. Zo is er het onderzoek van Middeleeuwse Germaanse melodieën op de uitvoering van een bepaalde scène van de Eneide uit het Germaans liedboek, het Jenaer Liederhandschrift, de grootste, bewaarde verzameling middeleeuwse Germaanse teksten voorzien van melodieën. Het bevat nl. een repertoire van 13de -eeuws Spruchgesang uit de periode die volgde op Veldekes dood.
Het boek bestaat uit een voorwoord van Herman Baeten, Voorzitter Musica, en negen uitgebreide essays. Ze zijn geschreven door Jozef Janssens, Jan Goossens en Frank Willaert maar ook door Elizabeth Den Hartog uit Leiden, Benjamin Bagby uit Parijs en Marc Lewon uit Oxford. Zo opent Jozef Janssens met “Oud en nieuw in een bewogen tijdsgewricht” en vervolgt Elizabeth Den Hartog met “Hendrik van Veldeke en de Maaslandse kunst en architectuur van zijn tijd”. Daarop volgen essays over het nieuw mensbeeld, de taal van Hendrik van Veldeke, Veldekes Sint-Servaaslegende, reflecties over de hedendaagse uitvoering van middeleeuwse narratieve teksten, het essay “In het voetspoor van Veldeke” en een essay over de overlevering van zijn dichtwerk.
Voetnoten en bibliografieën vervolledigen de inhoud en bepaalde essays werden geïllustreerd met mooie afbeeldingen en treffende notenvoorbeelden. Het boek is daardoor ook een kijkboek. De bijdragen kunnen een breed publiek boeien maar zijn ook bestemd voor vakspecialisten. In elk geval bieden de essays aan zowel kenners als niet-kenners een mooie kijk op de diverse aspecten van de wereld van onze eigenste, Limburgse Hendrik van Veldeke.
Het Graafschap Loon bevond zich in het huidige Borgloon, Kuringen en een gebied nabij de Abdij van Herkenrode. Ergens in het boek lezen we over een groot tornooi tussen Franse en Duitse ridders in Sint-Truiden in aanwezigheid van de Duitse keizer : “Op de vooravond van het tornooi is er in Sint-Truiden feest in de herberg waar Guillaume zijn intrek heeft genomen: er wordt gedanst, gegeten en gedronken. En dan begint men te zingen. De mooie Galeran van Limburg heft een liefdeslied aan; dan volgt de zoon van de graaf van Maastricht, die in deze kunst zeer bedreven was. Daarna volgt – tot onze niet geringe verbazing – een jonge man die een liefdeslied ten beste geeft over een jonge man van de graaf van Loon, die de reputatie had een goede zanger te zijn.” “De zanger van de graaf van Loon met een goede reputatie? Dat kan toch niemand anders zijn, schrijft Jozef Janssens, dan Hendrik van Veldeke? Onmogelijk is het niet en het is een verleidelijke gedachte, vervolgt hij, maar het is helaas niet te bewijzen.” Dit is een prachtboek dat u voor geen geld ter wereld mag missen. Magistraal!
De Codex Manesse of het Große Heidelberger Liederhandschrift is een geïllumineerd verzamelhandschrift uit ca. 1300. De Codex Manesse is voor de Duitse handschriftverluchting wat de Très Riches Heures du duc de Berry zijn voor de Franse. De codex bevat een bloemlezing van 140 auteurs uit twee eeuwen Duitse literatuur uit de periode van 1170 tot 1330. De codex bevat weliswaar geen notities of aanwijzingen over de melodie van de liederen. De auteur van wie het meeste werk is opgenomen in het handschrift is Walther von der Vogelweide.
De Codex Manesse is de uitgebreidste collectie van Middelhoogduitse zang en epigrammatische poëzie en heeft een geschiedenis die teruggaat tot een collectie van Middelhoogduits poëzie in de eerste helft van de 14de eeuw van de familie Manesse in Zürich. In de 17de eeuw behoorde het boek tot de bibliotheek van Jacques Dupuy, een eminent Frans schrijver en bibliothecaris (Garde de la Bibliothèque royale) van Lodewijk XIV. Bij zijn overlijden maakte Dupuy de bibliotheek van zijn “cabinet Dupuy” over aan de koning en kwam het handschrift terecht in de Koninklijke Bibliotheek, de latere, legendarische Bibliothèque nationale. Daar werd het in 1815 door Jacob Grimm herontdekt. Vandaag bevindt het belangrijkste Liederhandschrift van de Duitse Middeleeuwen zich in een kluis van de Heidelbergse Universiteitsbibliotheek.
Het verzamelhandschrift is de belangrijkste bron voor onze kennis van de Middelhoogduitse liefdeslyriek en bevat teksten van 140 Minnesänger, onder wie een aantal vorsten. Wel 137 paginagrote miniaturen tonen de hoofse activiteiten van deze minnestrelen in geïdealiseerde vorm. We vinden in het handschrift portretten van o.a. onze hertog Jan I van Brabant, de vermoedelijke auteur van het minnelied waarvan elke strofe eindigt met “Harba lori fa”, en van onze Hendrik van Veldeke of Heinrich von Veldig, die zoals eerder vermeld, aan het begin stond van de Middelnederlandse en Middelhoogduitse poëzie.
Het rijk geïllustreerd manuscript telt 138 miniaturen, geïdealiseerde portretten van minnezangers of troubadours met het wapenschild van de afgebeelde personen. Het manuscript bevat weliswaar ook een rijkdom aan miniaturen met afbeeldingen van jachttaferelen, toernooien, gevechten, dansen en musiceren, eten en drinken, spelevaren tot zelfs baden en minnetaferelen.
De Heidelbergse Altgermanist Lothar Voetz (foto) kent de codex als niemand anders. Naast levendige portretten van de grote minnestrelen of minnezangers bevat zijn boek ook vertalingen en interpretaties van door hem gekozen gedichten. Lothar Voetz schrijft over de oorsprong, de geschiedenis en de impact van dit uiterst belangrijk manuscript. Tal van teksten en beeldpagina’s met kleurrijke illustraties brengen het uitgebreid onderwerp in beeld. Lothar Voetz (°1945) is emeritus hoogleraar oude Duitse Filologie aan de Universiteit van Heidelberg en was houder van leerstoelen aan de universiteiten van Münster en Wenen. Zijn onderzoek richtte zich tot Germanistische Handschriftenkunde en Duitse Mediëvistiek. Warm aanbevolen.
Herman Baeten Hendrik van veldeke en zijn muziek 200 bladz. uitg. Musica/Alamire Provinciaal Domein Dommelhof EAN 9789068532036
Lothar Voetz Der Codex Manesse, Die berühmteste Liederhandschrift des Mittelalters Duits 176 bladz. uitg. Lambert Schneider Verlag EAN 9783650400420