Na een bezoek aan Richard Wagner in Bayreuth in 1873, droeg Anton Bruckner zijn symfonie, nr. 3 in d klein, op aan ‘de onbereikbare wereldberoemde edele meester van poëzie en muziek’, en zou het werk later zijn ‘Wagner Symfonie’ noemen. De symfonieën van Anton Bruckner bezetten een unieke plaats in de muziekgeschiedenis. Bruckner bracht het classicisme van Beethoven en Brahms samen met de narratieve kracht van Wagner en schonk de symfonie als dusdanig een nieuwe structurele en persoonlijke, emotionele reikwijdte van een uitzonderlijke intensiteit. Zijn krachtige harmonische taal en zijn indrukwekkende, koperrijke orkestratie beïnvloed door Wagner, waren vernieuwend en uniek.Van de symfonieën van Bruckner is de 3de symfonie, degene met de meest gecompliceerde ontstaansgeschiedenis. De eerste versie werd in 1874 nl. gevolgd door substantiële herzieningen en er kwamen nog 4 versies, 2 in 1876/78 en nog eens 2 in 1889/90. De eerste versie (“Urfassung”) werd nooit uitgevoerd tijdens het leven van Bruckner. Er ging zelfs meer dan een eeuw voorbij voor het werk werd gehoord in de vorm die Wagner kende en ‘een meesterwerk’ noemde. Dit is de versie die Thomas Dausgaard heeft gekozen om uit te voeren, terwijl hij en het Bergen Philharmonisch Orkest, daarmee een vervolg geven aan hun geprezen opname van Bruckners 6de symfonie. Dausgaard legt de reden voor zijn keuze als volgt uit: “De originele versie staat als een monoliet … wat je doormaakt is muzikaal zo sterk, slingerend tussen tijdloosheid en gedrevenheid, wanhoop en extase, goddelijk licht en hels vuur, dat ik uiteindelijk voel, ‘je moet je laten gaan en erdoor gewonnen worden’.”Wanneer midden jaren ’80 van de 19de eeuw, Bruckners magistrale 7de symfonie (van deze is er, net als van zijn 6de, maar één versie), een groot succes werd, raakten dirigenten en onderzoekers ook geïnteresseerd in zijn 6 andere symfonieën. Maar, door de kritieken die die symfonieën helaas te verduren kregen van o.a. Eduard Hanslick en de dirigent, Hermann Levi (1839-1900) (foto), besloot Bruckner tussen 1887 en 1891, vier van zijn tot dan toe, tussen 1863 en 1881, gecomponeerde zes symfonieën, te herwerken. De kritiek op Bruckner van zowel Brahms als van vele Weense muziekrecensenten, moet worden begrepen vanuit het Brahms-Wagnerconflict, dat muzikaal Duitsland en Oostenrijk in de tweede helft van de 19de eeuw, in de ban hield. Brahms werd in de pers de hemel in geprezen als hét icoon van de traditie gebonden, ‘absolute’, klassieke muziek. Wagner en Liszt stonden met hun “Neudeutsche Schule”, daarentegen voor muzikale vernieuwing, voor het nieuw “Gesamtkunstwerk” als “Kunstwerk der Zukunft” van het “Bildungsbürgertum”.Door de vele kritieken die hem diep kwetsten en waaronder hij heel erg leed, begon Bruckners complexe “Wirkungsgeschichte” van zijn symfonieën. Hij legde het werk aan zijn negende symfonie opzij en begon aan “Änderungen” en “Überarbeitungen” van zijn vroegere symfonieën. Eerst zijn 4de, dan zijn 3de, vervolgens zijn 8ste, die hij op 10 maart 1890 definitief voltooide (de 2de versie dus), en twee dagen later, begon hij aan de herziening van zijn lieveling, zijn “keckes Beserl”, zijn 1ste symfonie.Bruckners 3de symfonie wordt wel eens de “Wagner Symfonie” genoemd omdat ze citaten uit Wagners opera’s bevat, o.a. uit “Tristan” en Wotans toorn motief uit “Die Walküre”. Hans von Bülow (1830-1894) had Bruckner nl. n.a.v. de première van “Tristan und Isolde” in München op 10 juni 1865, aan Richard Wagner voorgesteld. Bruckner had in februari 1863 een opvoering van “Tannhäuser” bijgewoond in Linz o.l.v. van zijn leraar Otto Kitzler, en in augustus 1865, was hij in Boedapest aanwezig bij de première van het oratorium, “De Heilige Elisabeth”, van Franz Liszt. Het verhaal gaat dat Bruckner aan Wagner vroeg welke van zijn symfonieën nrs. 2 of 3, hij het best aan hem opdroeg. Wagner koos voor nr. 3.Helaas bleek de première van de symfonie in 1877 de grootste ramp uit Bruckners carrière. Het orkest vond de muziek niet goed, de uitvoering werd belachelijk gemaakt, een deel van het publiek in de Wiener Musikverein verliet de zaal en de critici waren uiterst negatief. Bruckner was zo ontdaan dat hij bijna een jaar lang niet meer componeerde. Vervolgens heeft hij de symfonie uitgebreid herzien.De Deense dirigent, Thomas Dausgaard (° 1963), geboren in Kopenhagen, studeerde orkestdirectie aan de Royal Academy of Music in Kopenhagen en bij Norman Del Mar aan het Royal College of Music in Londen, en volgde masterclasses bij Franco Ferrara, Leonard Bernstein en Hiroyuki Iwaki. In 1991 won hij een beurs voor het Los Angeles Philharmonic Institute. In Scandinavië is Dausgaard sinds 1997 chef-dirigent van het Swedish Chamber Orchestra. Van 2001 tot 2004 was hij vaste gastdirigent van het Danish National Symphony Orchestra (DNSO), en in 2004 werd hij daar als eerste Deen, chef-dirigent. Aan het einde van het seizoen 2010–2011 rondde hij zijn chef-dirigentschap van de DNSO af en werd vervolgens æresdirigent (eredirigent). In mei 2017 maakte het Zweeds kamerorkest bekend dat Dausgaard zijn ambtstermijn als chef-dirigent na het seizoen 2018–2019 zou afronden en vervolgens de titel van dirigentlaureaat zou overnemen.Bruckner Symphony No. 3 original 1873 version Bergen Philharmonic Orchestra Thomas Dausgaard cd BIS2464