“Passion, Lully, Charpentier, Desmarets”, door Véronique Gens en Ensemble Les Surprises o.l.v. Louis-Noël Bestion de Camboulas, op het label Alpha. Magistraal!

Dit subliem programma markeert de langverwachte terugkeer van Véronique Gens naar de Franse barokopera en naar Lully, met wiens muziek zij aan het begin van haar carrière naam maakte. Of het nu gaat om bekende, zeldzame of zelfs om nooit eerder gepubliceerde toneelwerken, alle hier gepresenteerde werken bevatten rollen van sterke vrouwen wier liefde niet wordt beantwoord en die zich te buiten gaan aan bittere jammerklachten, jaloezie en wraakzucht, precies het soort dramatische personages dat Gens met al haar charisma optimaal weet te belichamen. Niet te missen!Op de cd staat werk van Jean-Baptiste Lully (1632-1687), Pascal Colasse (1649-1709), Henry Desmarest (1661/1662-1741) en Marc-Antoine Charpentier (1643-1704). De uitvoerders zijn Ensemble Les Surprises o.l.v. Louis-Noël Bestion de Camboulas, en Les Chantres du Centre de Musique Baroque de Versailles o.l.v. Olivier Schneebeli. In 1672 verkreeg Jean-Baptiste Lully (1632-1687) (foto) van Lodewijk XIV, het Privilege van de Académie Royale de Musique.Een jaar later componeerde hij zijn eerste Tragédie lyrique, “Cadmus et Hermione”, wat een overweldigend succes was. Opera was in de loop van de 17de eeuw, zowel bij het hof als bij het muziekminnend publiek, heel populair geworden in Parijs. In 1669 werd aan de koning toestemming gevraagd tot de oprichting van een speciale voor de opera geschikte schouwburg. Deze kreeg officieel de naam Académie d’opera’s en werd in 1671 geopend. De eerste stukken die werden opgevoerd waren van Robert Cambert en Perrin. Maar Perrin moest naar de gevangenis vanwege een schuldprobleem en Cambert kreeg al spoedig concurrentie van Lully, die in 1672 privileges van Perrin overnam en van de koning toestemming kreeg tot de oprichting van de overkoepelende “Académie Royale de Musique”, waar hij directeur van werd. In 1673 nam hij ook de privileges van Cambert over en kwam de koninklijke schouwburg volledig onder zijn beheer.Een kwart eeuw lang regeerde Jean-Baptiste Lully als de machtigste musicus in Frankrijk, en van daaruit was zijn invloed verspreid over heel West-Europa. Die macht was vooral voelbaar in het theater, in opera en ballet, hoewel hij veel had geïmporteerd uit zijn geboorteland Italië. Hij was ook essentieel in het creëren van een nieuwe stijl van de Franse ouverture. Lully behield Italiaanse componenten als de ouverture (maar met het ‘Frans’ schema langzaam-snel-langzaam), voegde introductiemuziek voor de dansers toe, voegde instrumentale delen bijeen tot symfonieën die sfeer of actie uitdrukten, en introduceerde enkele Italiaanse dansstijlen. Verder introduceerde Lully verschillende nieuwe instrumenten in het strijkorkest zoals hout- en koperblazers, wat nieuwe muzikale mogelijkheden bood, met een specifieke instrumentatie die werd doorgegeven aan zijn opvolgers, onder wie Rameau.Als directeur van de muziekacademie kreeg Lully van de koning de bevoegdheid opera’s en gelijkaardige producties in andere schouwburgen goed- of af te keuren, waardoor hij veel invloed kon uitoefenen op het geboden repertoire. Hij beperkte het aantal musici in dienst van andere theaters en had het volledige monopolie in het Franse muziekleven, gesteund door de openlijke bewondering voor zijn werk door de Franse koning en de vele privileges die hem geschonken waren. Het publiek vond zijn werk prachtig en in 1681 werd Lully, secretaire du roy. Een Tragédie lyrique of Tragédie mise en musique, was het belangrijkste operagenre aan het Franse hof van de 17de– en 18de eeuw. Het genre werd door Lully ontwikkeld uit elementen van de Franse tragedie, het komedieballet, het ballet de cour en de Italiaanse opera, en werd later stilistisch voortgezet door Rameau.Een tragédie lyrique bestond uit een allegorische proloog, die meestal betrekking had op actuele politieke gebeurtenissen of op gebeurtenissen aan het hof, en de eigenlijke tragédie, bestaande uit vijf bedrijven. De verhalen en de onderwerpen kwamen meestal uit de Griekse en Romeinse mythologie. Belangrijke bestanddelen van de Tragédie lyrique waren de korte, syllabisch gezongen aria’s en duetten, de declamatorische monologen en de vele intermezzi met dans en pantomime. De eerste Lyrische tragedies van Lully waren “Cadmus et Hermione” (1673), “Alceste” (1674), “Thésée” (1675) en “Atys” (1676).Lully’s samenwerking met Molière (foto) en Pierre Beauchamp, premier maître de ballet van de Académie royale de Musique, van ca. 1661 tot Molières overlijden in 1673, resulteerde vanaf “Les Fâcheux”, in verschillende cómedies-ballets, o.a. “L’Amour médecin” (1665), “George Dandin ou le Mari confondu” (1668), “Monsieur de Pourceaugnac” (1669), en “Le Bourgeois gentilhomme” (1670).Pascal Colasse was mede verantwoordelijk voor de muziek in de Chapelle royale, een onderdeel van de Musique du roi. In 1677 nam Jean-Baptiste Lully hem aan als secretaris en benoemde hem als ‘batteur de mesure’ (concertmeester) van de Académie royale de musique. Colasse zorgde voor de instrumentatie van Lully’s instrumentale werken en Lully zou dé steun zijn voor Colasses muzikale loopbaan. Met steun van Lully wist Colasse in 1683 een van de vier posten te verwerven als sous-maître van de Chapelle royale. Samen met Delalande volgde hij Henry Dumont op als componist voor de Musique de la Chambre, een van de andere afdelingen van de Musique du roi. Tegelijkertijd bleef hij medewerker van Lully.In 1690 verwierf hij het privilege om opera’s op te zetten in Bordeaux, Toulouse, Montpellier en Rijsel. Uiteindelijk richtte hij zich uitsluitend op Rijsel, maar een grote brand vernietigde het gebouw in 1696. Hetzelfde jaar wist Colasse de post te bemachtigen van de overleden Michel Lambert, als zowel maître van de Musique de la Chambre en maître van de koorknapen. Voor de Chapelle royale heeft Colasse Grand motets gecomponeerd, waarvan het merendeel echter verloren is gegaan. Hoewel Colasse niet in dienst was van de kostschool in Saint-Cyr, heeft hij voor deze school zijn Cantiques spirituels op teksten van Jean Racine gecomponeerd.Henry Desmarest (1661-1741) was één van de meest getalenteerde componisten van de latere regeringsperiode van Lodewijk XIV en de beginperiode van Lodewijk XV. Als opvolger van Charpentier als maître de chapelle aan het Collège des Jésuites in Parijs, genoot hij de gunst van de koning zowel door zijn religieuze muziek als door zijn opera’s. Toen in 1701 de kleinzoon van Lodewijk XIV de Spaanse troon besteeg als Filips V (foto), benoemde hij Desmarest om de stijl van Versailles aan zijn hof te introduceren en om Franse musici te rekruteren. Zijn opvolger bij de jezuïeten, Jean-Baptiste Matho, wist Desmarest nl. een aanbevelingsbrief te bezorgen van Lodewijk van Frankrijk, de hertog van Bourgondië en kleinzoon van Lodewijk XIV, voor diens broer, Filips V, koning van Spanje. Van 1701-1706 verbleef Desmarest bijgevolg in Madrid aan het hof van Filips V, in de functie van maestro de musica de la Camara.Philip V had een uitgesproken voorliefde voor Italiaanse muziek en besloot zijn Franse muziek te ontbinden, wiens musici vervolgens een baan moesten zoeken bij de verschillende orkesten van de muziekkapel en het hof. In 1707 ging Desmarest naar Lotharingen en maakte Lunéville, de hoofdstad van het hertogdom, tot een muzikaal centrum. Ter ere van de Lotharingse vorst liet Desmarest zijn al in 1697 gecomponeerde opera “Vénus et Adonis” opvoeren in het hoftheater van Lunéville. Hij herstructureerde het orkest en breidde het uit van 12 tot rond de 60 musici. Leopold liet in Nancy een nieuw theater bouwen (foto) geschikt voor operavoorstellingen. Met Desmarests “Le temple d’Astrée” werd het theater in 1709 ingewijd. In Nancy schreef Desmarest ook zijn motets Lorrains. Het was in Lunéville in Lotharingen (Lorraine) dat hij de rest van zijn dagen zou doorbrengen. Daar bracht hij zijn prachtige mis in première voor twee koren en twee orkesten (1707), waarschijnlijk gecomponeerd in Spanje, geïnspireerd door lokale componisten als Antonio de Literes, Sebastian Duron en Diego Xaraba, en Valls’ Missa Scala Aretina.Marc-Antoine Charpentier (ca.1643-1704) (foto) componeerde opera’s, pastorales, musique de scène, comédies, in de beginjaren ’70 van de 17de eeuw, comédies-ballets voor Molière (bij “La Comtesse d’Escarbagnas”, “Le Mariage forcé” en “Le Malade imaginaire”), interludes, musique religieuse (o.a. 11 Missen) en pièces instrumentales. Over zijn instrumentale muziek is relatief weinig bekend. Lange tijd leek het er zelfs op alsof Charpentier uitsluitend religieuze muziek had gecomponeerd. Hij werd gevormd door Giacomo Carissimi in Rome en werd maître de musique van het collège Louis-le-Grand. Charpentier was een heel religieuze componist. In die mate zelfs dat een groot deel van zijn instrumentaal repertoire uit onderdelen bestond voor de liturgie.

                                                          © Pascal Brunet

De sopraan Véronique Gens (°1966) uit Orléans, studeerde aan het Conservatorium van Parijs. Ze maakte haar debuut als 20-jarige in 1986 met “Les Arts Florissants” en William Christie, als zangeres van barokmuziek. Haar echte doorbraak kwam na haar optreden tijdens het Festival van Aix-en-Provence in 1998, in de rol van Donna Elvira, in Mozarts “Don Giovanni”. Zij trad daarna op met vele orkesten en in diverse opera’s, vooral opera’s van Mozart, maar ook met werk van Händel en Bach. Later zong zij ook op een prachtige manier, Franse liederen/Mélodies uit het eind van de 19de eeuw, zoals van Reynaldo Hahn, Henri Duparc, Hector Berlioz en Ernest Chausson (cfr. Alpha cd’s). Topkwaliteit!In 2010 opgericht door Juliette Guignard, viola da gamba, en Louis-Noël Bestion de Camboulas (foto), orgel, klavecimbel en directie, brengt het ensemble “Les Surprises”, via gevarieerde en originele programma’s, zijn passie voor muziek uit de 17de – en 18de eeuw over. In 2014 ontving het ensemble de prijs “Musical Revelation”, uitgereikt door de Beroepsvereniging van Muziek- en Danstheatercritici, een prijs die voor het eerst in vijftig jaar werd uitgereikt aan een barokmuziekensemble. Hun vijf cd’s, opgenomen voor het label Ambronay Éditions, hebben alle veel lof ontvangen van de nationale en internationale pers. De laatste release was de pastorale héroïque, “Issé”, een ongepubliceerde opera van Destouches, opgenomen in de Opéra Royal de Versailles. Daarnaast werkt het ensemble samen met het Alpha-label, “Bach Inspiration” met de fluitiste Juliette Hurel, en een cd rond Lully en zijn leerlingen, met de sopraan, Véronique Gens. Sinds zijn oprichting heeft het ensemble opgetreden op vele locaties en festivals, in Koninklijke Opera van Versailles, Opera van Massy, Auditorium van Radio France, Opera van Montpellier, Ambronay-festival, Sinfonia-festival in Périgord, festival van Saintes, Rencontres Musicales de Vézelay, Sanssouci festival (Potsdam – Duitsland), Bozar-seizoen (Brussel – België), Saint John’s Smith Square (Londen – VK), Salle Bourgie (Montreal), Beirut Chants Festival (Beiroet – Libanon), Singapore … Vanaf 2020 begint het ensemble Les Surprises een tripartiete residentie met het Sinfonia en Périgord-festival en het Baroque Music Centre van Versailles, als onderdeel van het cross-residency-systeem dat over het hele Frans grondgebied is opgezet door het Centre de musique baroque de Versailles.

Tracklist:

-Jean-Baptiste Lully:  

Amadis, Lwv 6: Air “Toi qui dans ce tombeau”

Proserpine, Lwv 58: Deuxième Air/Air Et Chour “o Malheureuse Mère”/Air Et Chour “que Tout Se Ressente De La Fureur Que Je Sens”

Ballet Du Temple De La Paix, Lwv 69: Entrée Des Bretons, PassepiedAtys, Lwv 53: Air “espoir Si Cher Et Si Doux”

Ballet De La Naissance De Vénus, Lwv 27: Sarabande Dieu Des Enfers

Le Bourgeois Gentilhomme, Lwv 43: Canaries

Armide, Lwv 71: Air “enfin, Il Reste En Ma Puissance”

Persée, Lwv 60: Ouverture

Le Triomphe De L’amour, Lwv 59: Air De La Nuit “voici Le Favorable Temps”/ Air Pour L’entrée De Borée Et Des Quatre VentsAlceste, Lwv 50: Pompe Funèbre/Air Et Chour “la Mort, La Mort Barbare”

-Pascal Collasse:

Achille et Polyxène: Air “Calme tes déplaisirs”/Thétis et Pélée : Tempête

-Henry Desmarets:

Circée: Air “Désirs, transports”/La Diane de Fontainebleau : Chour du sommeil-Marc-Antoine Charpentier:

Médée, H.491: Air “Quel prix de mon amour”/Air et chour “Noires filles du Styx”

Passion Lully, Charpentier & Desmarets Véronique Gens Ensemble Les Surprises Louis-Noël Bestion de Camboulas cd ALPHA747

 

https://www.stretto.be/2019/03/26/nieuwe-opname-van-poeme-de-lamour-et-de-la-mer-en-de-symphonie-op-20-van-ernest-chausson-door-de-sopraan-veronique-gens-en-het-orchestre-national-de-lille-o-l-v-alexandre-bloch/