Bach, Ich habe genug, Cantatas BWV 82, 32 & 106, door Dunedin Consort o.l.v. John Butt, op het label Linn. Meesterlijk!

John Butt leidt Dunedin Consort, één van ’s werelds toonaangevende barokensembles, in drie van Bachs mooiste cantates, Ich Habe Genug, BWV 82, Liebster Jesu, Mein Verlangen, BWV 32 en Gottes Zeit Ist Die Allerbeste Zeit (“actus Tragicus”), BWV 106. Samen verkennen ze de thema’s van troost en verlossing.“Ich habe genug” (BWV 82, BC A169a) werd gecomponeerd in Leipzig voor Maria Lichtmis/Mariä Reinigung of “Darstellung des Herrn” (Festo Purificationis Mariae) op 2 februari 1727. De tekst van de cantate is afgeleid van de Lofzang van Simeon uit Lucas 2 vers 25-35. In dit verhaal wordt verteld dat de oude priester Simeon de belofte kreeg niet te zullen sterven vooraleer hij met eigen ogen de Messias had gezien. Nadat Maria Jezus aan hem toonde, sprak Simeon volgens de evangelist de woorden “Met eigen ogen heb ik de redding gezien, een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van Israël, uw volk”. De tekst spreekt over het vreugdevol uitzien naar de dood en het eeuwig leven en de muziek is daarom vanuit geloofsovertuiging, vrolijk. De laatste aria “Ich freue mich auf meinem Tod” heeft zelfs een dansant ritme.Deze cantate behoorde tot de derde cantatejaargang (1725-1726, begin 1727). Bach hergebruikte toen vroegere teksten en teksten van diverse dichters als Georg Christian Lehms, Salomo Franck en Erdmann Neumeister. Deze jaargang bevatte veel solocantaten en dialoogcantaten met obligate orgelpartijen, in samenwerking met zijn oudste zoon, Wilhelm Friedemann, en opvallend uitgebreide instrumentale sinfonia’s, deels geïnspireerd op muziek van vroegere concerti. Delen van de cantate werden in het “Notenbüchlein für Anna Magdalena Bach” gekopieerd. Hoewel Bach geen opera’s componeerde, waren zijn dialoog-cantaten, net als zijn passies, muziek met de hoogste emotionele kracht. In de vorm van een dialoog, vertegenwoordigde het zingend duo een persoonlijke dialoog tussen de christelijke ziel (sopraan) en Jezus Christus (bas). Maarten Luther zei dat “het geloof de ziel verenigt met Christus als een bruid met haar bruidegom en de ziel verbindt naar het middeleeuws idee van bruidsmystiek”. Hun sterkste zinnelijke expressie, ook muzikaal, vond dit idee in de cantate, “Ich geh’ und suche mit Verlangen”, BWV 49, uit 1726.“Liebster Jesu, mein Verlangen” BWV 32 op tekst van Georg Christian Lehms (foto), hofdichter in Darmstadt, was bedoeld voor de eerste zondag na Epifanie en weerklonk voor het eerst op 13 januari 1726 te Leipzig. Deze cantate behoort tot de zogenoemde Kerstkring van het kerkelijk jaar, die loopt van de 1ste Adventszondag tot de 4de zondag na Epifanie of Driekoningen. Daarna start de Paaskring, omvattende 50 dagen voor en 50 dagen na Pasen. Ook deze cantate behoort tot de derde cantatejaargang.“Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit” BWV 106, ook bekend als de begrafeniscantate of “Actus Tragicus”, werd voor het eerst uitgevoerd op 14 augustus 1707 in Arnstadt of Mühlhausen, ter gelegenheid van een begrafenis, vermoedelijk eerst  van die van zijn oom langs moederskant, een Lämmerhirt en dan op de begrafenis van Adolph Strecker, een voormalig burgemeester van Mühlhausen, op 16 September 1708. Wie de tekstschrijver is, is onbekend. Mogelijk was dit de dominee van de Marienkirche in Mühlhausen Georg Christian Eilmar (1665-1715), die goed bevriend was met Bach.De cantatetekst is grotendeels een compilatie uit verschillende delen van de Bijbel, oude koralen en een liedboek uit Leipzig uit de 17de eeuw met teksten van Maarten Luther en Adam Reusner. In de tekst is een tweedeling te horen. Het eerste deel behandelt het sterven vanuit het perspectief van het Oude Testament en het tweede deel behandelt het sterven vanuit het perspectief van het Nieuwe Testament. Deze cantate is gegrond op de tekst en de inhoud van het koraal waarvan in de cantate slechts de melodie weerklinkt, gespeeld zonder woorden door de blokfluiten (flaute dolce), “Ich hab’ mein Sach Gott heimgestellt”. De schitterende solisten zijn Joanne Lunn, sopraan, Katie Bray, alt, Hugo Hymas, tenor, en Robert Davies en Matthew Brook, bas.John Butt (°1960) werd opgeleid aan de Solihull School met een muziekbeurs. In 1979 begon hij zijn bacheloropleiding aan de Universiteit van Cambridge, waar hij van 1979 tot 1982 de functie van orgelwetenschapper aan King’s College bekleedde. Hij promoveerde in 1987 in Cambridge. Na zijn afstuderen doceerde hij aan de Universiteit van Aberdeen en was hij Fellow van Magdalene College aan de Universiteit van Cambridge. In 1989 werd hij universitair organist en assistent-professor muziek aan de University of California, Berkeley en in 1992 werd hij gepromoveerd tot universitair hoofddocent en directeur van het Universitair Kamerkoor. In de herfst van 1997 keerde Butt terug naar de Universiteit van Cambridge als Universitair Docent, Director of Studies for Music aan King’s College en Fellow van King’s College. Hij werd ook de oprichter en directeur van King’s Voices gemengd koor. Sinds oktober 2001, is Butt de Gardiner Chair of Music aan de University of Glasgow ; hij was ook hoofd van de muziekafdeling van 2001 tot 2005. Sinds 2003 dirigeert hij het Dunedin Consort, een professioneel ensemble in Edinburgh voor uitvoeringen in historisch geïnformeerde uitvoeringen . Aan het einde van de academische sessie 2013/14 werd Butt ook benoemd tot interim-directeur van muziek van het Glasgow University Chapel Choir, nadat James Grossmith die functie had verlaten om koordirigent te worden van de Royal Swedish Opera .Dunedin Consort is het toonaangevend barokensemble in Schotland, bekend om zijn levendige en inzichtelijke uitvoeringen en opnames. De groep is opgericht door Susan Hamilton en Ben Parry in 1995 en genoemd naar “Din Eidyn”, de oude Britse, Keltische naam van Edinburgh Castle, heeft Dunedin Consort de ambitie om oude muziek vandaag opnieuw relevant te maken. Spelend op historische instrumenten, met one to a part koren, presenteert de groep concerten die zowel intiem als stimulerend zijn, vaak gericht op het recreëren van de muziek zoals oorspronkelijk bedoeld. Onder leiding van de organist, John Butt (“Gardiner Chair of Music at the University of Glasgow”), heeft met dit ensemble twee felbegeerde Gramophone Awards gewonnen, in 2007 voor de opname van Händels “Messiah” en in 2014 voor de opname van Mozarts Requiem. In 2018 werd het genomineerd voor een Royal Philharmonic Society Award in de categorie, “Ensemble”.Dunedin Consort speelt regelmatig op grote festivals en locaties in het Verenigd Koninkrijk en debuteerde in 2017 op de BBC Proms met een uitvoering van Bachs Johannes Passion. In hetzelfde jaar kondigde Dunedin Consort zijn eerste residentie aan in Wigmore Hall in Londen, als aanvulling op zijn reguliere reeks evenementen in Edinburgh, Glasgow en Perth. In Schotland verscheen Dunedin Consort op de Edinburgh International, Lammermuir en East Neuk Festivals, terwijl ze ook toerde naar en tussen de meest prestigieuze internationale festivals en locaties in heel Europa en daarbuiten. Ze zijn regelmatig te horen op BBC Radio 3, Classic FM en BBC Scotland, en de groeiende discografie op Linn Records omvat Händels “Acis en Galatea” en Bachs Brandenburgse concerti, beide genomineerd voor Gramophone Awards. Andere Bach-opnames zijn de h-moll Messe, zijn Vioolconcerti, Magnificat, Weihnachtsoratorium, Mattheus Passion en Johannes Passion, die genomineerd werd voor een Recording of the Year-prijs in zowel Gramophone als BBC Music Magazine.

In zijn Händel-serie heeft Dunedin Consort, Messiah opgenomen, in zijn originele Dublin-versie, en Esther (het eerste oratorium van Handel in het Engels). In 2017 bracht Dunedin Consort de opname van de Vespro della Beata Vergine 1610 van Monteverdi uit met succesvolle kritieken. Hoewel Dunedin Consort toegewijd is aan het uitvoeren van repertoire uit de barok en de vroege klassieke periode en onderzoek doet naar specifieke historische uitvoeringsprojecten, (historically informed performance), heeft het ensemble ook nieuwe werken in opdracht in première gespeeld van componisten als Sally Beamish, Harvey Brough, Corrina Hewat, Peter Nelson, William Sweeney, en Errollyn Wallen.Bach Ich habe genug cantates BWV 82, 32 & 106 Dunedin Consort John Butt cd Linn CKD 672