“Rapsodia Italiana, Stylus phantasticus in Early Baroque”, door CordArte, op het label Panclassics.

Met het programma “Rapsodia Italiana”, presenteert het ensemble CordArte enkele uitstekende voorbeelden van de zogenaamde “Stylus Phantasticus” in Italië, rapsodisch vrij musiceren en doeltreffende virtuositeit, die de luisteraars in de 17de eeuw bijna in extase brachten.In november 1705 reisde de 20-jarige J.S. Bach te voet naar Lübeck om er in de Marienkirche, Dietrich Buxtehude, de onbetwiste meester van het orgel in Noord-Duitsland, te horen spelen. Op dit moment kende de jonge Bach reeds dankzij de ontwikkeling van de muziekuitgeverijen, alle muziekstijlen die toen aan de verschillende Duitse vorstenhoven voorkwamen. Het was de tijd dat de barok in heel Europa hoogtij vierde, maar voor Bach was er één stijl die hem meer dan alle andere typeerde, de “Stylus Phantasticus”, een opvallende stijl, die uit Rome door Frescobaldi was geïmporteerd door zijn leerling Froberger, en waarvan Buxtehude de erfgenaam en laatste grote meester was. De “Stylus Phantasticus” was bijzonder geschikt voor instrumentale muziek. Het was bedoeld om het genie van de improvisator te benadrukken, zijn vermogen om voortdurend verbazingwekkende harmonische sequenties te ontwikkelen, zich plotseling van een fuga naar een vrije passage en omgekeerd te verplaatsen, het geheel in een virtuositeit. Deze stijl was nog te vinden in Bachs vroege toccata’s, gecomponeerd in Arnstadt en tijdens zijn vroege jaren in Weimar.In 1650 schreef de geleerde Athanasius Kircher foto) voor het eerst over een in de muziekwereld al langer bekend fenomeen, het rapsodisch vrij instrumentaal musiceren, waarbij virtuositeit expressief op de voorgrond stond en compositorische inspiraties ontsnapten aan de regels van de harmonie. Kircher noemde dit “stylus phantasticus”. Athanasius Kircher (1602-1680) beschreef de “Stylus phantasticus” in zijn traktaat “Musurgia Universalis” reeds als de meest vrije en ongehinderde methode voor compositie, aan niets gebonden, noch aan tekst noch aan een muzikaal thema. De stijl is gerelateerd aan de improvisatie, maar wordt gekenmerkt door het gebruik van korte contrasterende episodes en een vrije vorm”. Ook Johann Mattheson (1681-1764) noemde de “Stylus Phantasticus” de meest vrije en ongebonden manier van componeren.In zijn “Musurgia Universalis” (1650) beschreef Kircher zijn ideeën over muziek. Hij geloofde dat de harmonie in muziek de proporties van het universum weerspiegelden. In het boek staat een ontwerp van een door stromend water aangedreven, zelf spelend orgel, de muzieknotatie van vogelzang en tekeningen van muziekinstrumenten. In “Phonurgia Nova” (1673) filosofeerde Kircher over de mogelijkheid om muziek naar verre locaties te verzenden. Een deel van zijn rijke muziekinstrumentenverzameling maakt tegenwoordig deel uit van het Nationaal muziekinstrumentenmuseum in Rome.Belangrijke navolgers van de “Stylus phantasticus” waren de organist en componist Girolamo Frescobaldi (1583-1643) uit Rome en zijn Oostenrijkse leerling, Johann Jakob Froberger (1616-1667) die deze opvallend, nieuwe wijze van musiceren in Noord-Europa introduceerde. In orgelcomposities en vooral orgelimprovisaties van de Noord-Duitse musici Johann Adam Reincken (1643-1722) uit Hamburg en Dietrich Buxtehude (1637-1707) uit Lübeck, kwamen het breed-uitgesponnen Praeludium-pedaliter en de omvangrijke Noord-Duitse koraalfantasie van de “stylus phantasticus”, op monumentale wijze tot uitdrukking. Bach was de laatste grote musicus die deze “Fantastische stijl” beheerste. Met de ontwikkeling van de monodie in Italië rond 1600, raakten eerst vocalisten de harten van het publiek, maar al snel volgden de instrumentalisten met hun retoriek en emotionaliteit zonder woorden. In de hier gekozen stukken van o.a. Castello, Fontana en Pandolfi-Mealli, onderscheiden zich vooral de viool en de viola da gamba als virtuoze instrumenten, maar bewijzen ook het klavecimbel en het orgel hun kwaliteiten als begeleidings- en solo-instrumenten.Op het programma staan Sonata’s, Ricercares, Canzones en Toccatas van Marco Uccellini (1610-1680), Girolamo Frescobaldi (1583-1643), Giovanni Bassano (1557-1617), Giovanni Battista Fontana (1571-1631), Vincenzo Bonizzi, Giovanni Battista Mariani (1634-1697), Alessandro Stradella (1642-1682), Giovanni Antonio Pandolfi Mealli (1629-1679), Riccardo Rogniono Taeggio (1545-1620), Giovanni Legrenzi (1626-1690), Giovanni Salvatore (1610-1688) en Padre Marianus (1657-1701).Het ensemble CordArte werd in 1998 in Keulen opgericht met de ambitie om oude muziek op authentieke instrumenten expressief te spelen en zo nieuw leven in te blazen. In zijn werk richt het ensemble zich op de triosonate van de 17de eeuw – een periode die schitterende en eersteklas muziek voortbracht in Duitsland, Engeland, Frankrijk en Italië. Daarnaast brengt het ensemble programma’s met zang, een tweede viool of versterkte continuo bezetting met luiten of harp. Hun werk concentreert zich vooral op zelden uitgevoerd repertoire. Als ‘schattenjager’ op dit gebied brengt CordArte kunstwerken die ten onrechte in de vergetelheid zijn geraakt, aan het licht en maakt ze opnieuw bekend bij een breder publiek. Grondig onderzoek wordt geëvenaard door levendige optredens die de afgelopen jaren door zowel publiek als pers gretig werden ontvangen op gerenommeerde festivals. CordArte was onder meer te gast op de Bachweken van Thüringen, de Frankische zomer, de dagen van de oude muziek van Herne, en de Händelfestivals van Halle en Göttingen. De leden van CordArte zijn Daniel Deuter (viool), Heike Johanna Lindner (viola da gamba & lirone) en Markus Märkl (klavecimbel en orgel).

Tracklist:

Marco Uccellini: Sonata seconda La Luciminia contenta

Girolamo Frescobaldi: Toccata per Spinettina e Violino

Giovanni Bassano: Ricercare per Violino solo

Giovanni Battista Fontana: Sonata quinta

Vincenzo Bonizzi: Diminuition über La bella netta ignuda e bianca mano

Girolamo Frescobaldi: Canzon quinta detta La Tromboncina

Pietro Antonio Mariani: Canzon a due alla Bastarda

Girolamo Frescobaldi: Cento Partite sopra Passacagli

Alessandro Stradella: Sonata a violino solo e basso obligato

Giovanni Antonio Pandolfi-Mealli: Sonata La Stella

Riccardo Rogniono Taeggio: Diminuition über Anchor che col partire

Dario Castello: Sonate sesta

Dario Costello Sonata seconda

Bartolomeo Montalbano: Sinfonia quarta geloso

Giovanni Antonio Pandolfi-Mealli: Sonate La Castella

Giovanni Legrenzi: La Foscari

Giovanni Salvatore: Toccata seconde del nono tuono naturale

Padre Marianus Soanat ex a

Rapsodia Italiana Stylus phantasticus in Early Baroque CordArte cd Panclassics PC 10432