Heinrich Ignaz Franz Biber, Balletti & Sonatas for Trumpet and Strings, Johann Joseph Fux, Concentus musico-instrumentalis, Baroque Chamber Music at the Viennese Court”, door Clemencic Consort o.l.v. René Clemencic, op het label Oehms Classics. Grandioos!

De muziekwereld kent de naam Biber nog door zijn “Rosenkranz Sonaten”, gecomponeerd in dienst van bisschop Karl Liechtenstein-Kastelkorn. Johann Joseph Fux, componist en kapelmeester aan het Weens keizerlijk hof, is daarentegen vooral nog bekend als muziektheoreticus en muziekpedagoog. Maar…

De religieuze muziek die Heinrich Ignaz Franz Biber (von Bibern) (1644-1704), geridderd door keizer Leopold I, als kapelmeester van de prins-bisschop, componeerde voor de Dom van Salzburg, is de afgelopen jaren stilaan herontdekt. Heinrich Ignaz Franz Biber ontving zijn muzikale opleiding in een Jezuïeten-middelbare school in Troppau in Silezië. Hier had hij contact met de trompettist en latere kapelmeester van de aartsbisschop in Kremsier/ Kroměříž, (het Athene van de Hanna), Pavel Josef Vejvanovský (1633-1693).

Vermoedelijk kreeg hij verder les van Johann Heinrich Schmelzer of van de hofkapelmeester Antonio Bertali in Wenen. Bibers eerste compositie was een Salve Regina voor sopraan, viool, altviool en orgel uit 1663. In 1668 trad hij in dienst van de Fürstbischof von Breslau, bisschop Karl II van Liechtenstein-Kastelkorn (foto) in Olmütz in Moravië, en vanaf 1670, trad hij in dienst van een heksenvervolger, aartsbisschop Max Gandolf von Kuenburg (foto) in Salzburg. In 1678 kreeg hij er de functie van assistent-dirigent en na het overlijden van zijn voorganger, de priester, Andreas Hofer, werd hij in 1684 kapelmeester.

Hij was een briljante vioolvirtuoos en Keizer Leopold I gaf hem in 1690, de adellijke titel van rentmeester. Vanaf dat moment mocht hij zich Biber von Bibern noemen. In 1715 volgde zijn zoon, Carl Heinrich Biber (1681-1749), hem op als kapelmeester. Biber componeerde missen, twee Requiems, talrijke vioolsonaten en tafelmuziek. De barokke Dom in Salzburg, ontworpen door Vincenzo Scamozzi en Santino Solari, werd in 1611 gewijd. Bibers monumentaalste werk, de 53-stemmige “Missa Salisburgensis”, componeerde hij in 1682, ter gelegenheid van het 1100-jarig bestaan van het aartsbisdom Salzburg. De Mis werd eerder toegeschreven aan Orazio Benevoli. In de jaren ‘70 werd vervolgens aangenomen dat de voorganger van Biber, Andreas Hofer, mogelijks de componist was, maar sinds 1975 wordt Biber weliswaar beschouwd als de componist. De meeste van Bibers andere religieuze werken zijn vrijwel nog onbekend en van zijn opera’s is alleen “Chi la dura la vince” bewaard.

Op deze cd ontdekt u de opnamen uit 2005, van 9 Sonates uit zijn “Sonatae tam aris quam aulis servientes” (12 sonatas en 12 trompet duos) voor 6 tot 8 instrumenten (trompetten, strijkers en basso continuo in verschillende combinaties) uit 1676, de Partita IV uit “Mensa sonora, seu Musicae instrumentalis”, 6 suites voor twee violen, altviool en basso continuo uit 1680, en de Patita’s IV en VI uit “Harmonia Artificiosa-Ariosa”, 7 suites voor strijkers en basso continuo, uit 1696.

Johann Joseph Fux (ca. 1660-1741) (foto), componist en kapelmeester aan het Weens keizerlijk hof, is vooral nog bekend als muziektheoreticus en muziekpedagoog. In 1725, schreef hij het invloedrijke ”Gradus ad parnassum sive manuductio ad compositionem musicae regularem, methodo nova, ac certa, nondum ante tam exacto ordine in lucem edita”, een leerboek met dialogen tussen Joseph (eigenl. Fux zelf) en Aloysius (zogezegd Palestrina), over contrapunt en de Palestrina-stijl van de Renaissance-polyfonie. Het was dit boek dat Leopold Mozart gebruikte om zijn zoon contrapunt bij te brengen.

Maar, Fux was ook een hoog aangeschreven componist voor het theater. Hij componeerde nl. wel 19 opera’s. De opera’s en oratoria van Fux (foto) werden helaas onverdiend in de schaduw gesteld. Tussen 1708 en 1728, een tijd waarin de muziek en de daaraan verbonden affectenleer, aan het Weens keizerlijk hof op zijn hoogtepunt was, componeerde Fux bv. sopraan-aria’s, bedoeld om de aandacht te vestigen op de primadonna’s, die toen werkzaam waren aan het keizerlijk hof. Maria Landini-Conti, Regina Schoonians, Kunigunda Sutter, Faustina Bordoni en Ursula Theresia Holzhauser, waren in hun tijd nl. uitmuntende en gevierde artiesten. Het oeuvre van Fux werd gecatalogiseerd door Ludwig von Köchel, die ook de naar hem genoemde Köchel Verzeichnis van Mozarts werk samenstelde.

Zijn “Concentus musico-instrumentalis in septem partittas, ut vulgo dicimus, divisus” is bewaard gebleven in een enkel gedrukt exemplaar in 9 deelboeken van de originele uitgave uit 1701. Toen zijn “Concentus” werd gedrukt, was Fux de hofcomponist van keizer Leopold I. “Concentus musico-instrumentalis” bestaat uit een serenade in drie delen, een Sinfonia à 6, vier Ouvertures en een Sinfonia in drie stemmen. De constante afwisseling tussen de Italiaanse en Franse stijlen of hun juxtapositie en soms hun combinatie, loopt als een rode draad door de hele “Concentus”. Fux was vast niet geïnteresseerd in een ijverige, eenzijdige imitatie van Lullys-stijl, maar in het volgen van een onafhankelijk pad. Ook moet worden vermeld dat de “Concentus” waarschijnlijk de allereerste gedrukte muziek was met hobo’s en fagot(ten) uit Zuid-Duitstalig Europa.

Clemencic Consort :

CD1

Hiro Kurosaki, 1st Baroque violin

Ilia Korol, 2nd Baroque violin

Ursula Kortschek, Baroque viola

Claudio Rondo, Baroque cello

Andreas Lackner, 1st Baroque trumpet

Herbert Walser, 2nd Baroque trumpet

CD 2

Hiro Kurosaki, 1st Baroque violin

István Kertész, 2nd Baroque violin

Ursula Kortschak, Baroque viola

Claudio Ronco, Baroque cello

Herwig Neugebauer, Baroque violon

René Clemencic

Artistic director, Baroque organ positive, Harpsichord

De Oostenrijkse (Weense) componist, klavecinist, musicoloog en dirigent, René Clemencic (1928-2022), was een van de pioniers van de herontdekking van de oude muziek en de authentieke uitvoeringspraktijk. Hij studeerde piano, klavecimbel en blokfluit, in Nijmegen en Berlijn, en studeerde filosofie, wiskunde en etnologie, eerst in Parijs aan de Sorbonne en het Collège de France, vervolgens aan de universiteit van Wenen, waar hij een doctoraat in de filosofie behaalde. In 1957, begon hij aan zijn carrière als virtuoos op clavichord, klavecimbel en blokfluit en bespeelde hierbij de instrumenten uit zijn persoonlijke collectie. In 1969, richtte hij een ensemble voor oude muziek op, het Clemencic Consort, waarmee hij uitsluitend met oude instrumenten of kopieën ervan, onbekende meesterwerken uit de Middeleeuwen, de Renaissance en de Barok uitvoerde. In de jaren 1970, publiceerde het Clemencic Consort, samen met de vedelspeler, René Zosso als recitant, opnamen van profane, middeleeuwse muziek, “Le Roman de Fauvel”, en Carmina Burana (de originele en integrale versie – Clemencic Consort, Schola, Choralschola der Wiener Hofburgkapelle (1975)), die de perceptie over die muziek grondig wijzigden. Clemencic was in het begin jaren ’80 en nog eens in 1993, lid van de jury van de befaamde, internationale wedstrijd voor barokinstrumenten, in het kader van het Festival Musica Antiqua in Brugge.

Heinrich Ignaz Franz Biber Balletti & Sonatas for Trumpet and Strings Johann Joseph Fux Concentus musico-instrumentalis Baroque Chamber Music at the Viennese Court Clemencic Consort René Clemencic 2 cd Oehms Classics OC1904