“Bach, Ouvertures-Suites”, door Ensemble Masques, o.l.v. Olivier Fortin, op het label BIS. Schitterend!

Deze opname brengt Bachs 4 magistrale ouverture-suites BWV 1066-1069 samen, waaronder de beroemde Suite nr..2, BWV1067, met de beroemde Badinerie. Talloze kopieerfouten in de instrumentale partijen doen vermoeden dat dit stuk oorspronkelijk een toon lager is geschreven, in a klein, en dus waarschijnlijk voor een ander solo-instrument bedoeld dan de traverso. Op deze uitzonderlijke opname, wordt de oorspronkelijke versie uitgevoerd door Jasu Moisio, op hobo.

De orkestsuite, soms eenvoudig ‘ouverture’ genoemd vanwege de imposante afmeting van het openingsdeel, genoot in het begin van de 18de eeuw grote populariteit, vooral in Midden-Duitsland. Bach had het genre in zijn jeugd ontdekt en gecultiveerd tot zijn late periode in Leipzig. De belangrijkste bronnen voor de suites zijn kopieën uit de periode in Leipzig, sommige geschreven en gecorrigeerd door Bach zelf. Aangenomen wordt dat de tweede en derde suites in Leipzig zijn gecomponeerd. Van de tweede suite zijn de uitgeschreven partijen (met een autograaf voor de fluit- en altvioolpartijen) gedateerd op 1738/39, en daarmee de laatst gecomponeerde suite van Bach. Van de derde suite bestaan uitgeschreven partijen die op 1730 zijn gedateerd, en die in een verzameling zijn opgenomen met twee suites voor kleiner ensemble van Johann Bernhard Bach. Bach schreef zelf de partijen uit voor de eerste viool en het basso continuo, de rest van werd uitgeschreven door zijn zoon Philipp Emanuel en zijn leerling Johann Ludwig Krebs.

Van de eerste en vierde suite bestaan geen bronnen in autograaf. Uitvoering van deze suites in Leipzig betekent niet dat de werken uit de periode in Leipzig stammen. De eerste suite, traditioneler van opzet, zou uit de periode in Köthen stammen, van deze suite bestaan wel uitgeschreven partijen uit 1724-1725. Van de vierde suite bestaat een vroegere versie met twee instrumentale koren van enerzijds violen en anderzijds hobo’s en fagotten. Deze versie werd de basis van cantate BWV 110, Unser Mund sei voll Lachens, gecomponeerd voor Eerste Kerstdag 1725, met toegevoegde partijen voor drie trompetten en pauken. De uiteindelijke versie van de suite, met trompetten en pauken in bourrée I, de gavotte en de réjouissance, dateert waarschijnlijk uit 1730.

Wist u trouwens dat Gustav Mahler ter gelegenheid van zijn nieuw dirigentschap bij de New York Phillharmonic, uit Bachs tweede en derde suite, een suite heeft samengesteld? Deze “Suite aus dem Orchesterwerken” ging op 10 november 1909, in de Carnegie Hall in New York in première, waarbij Mahler dirigeerde van achter een door Steinway geleverd spinet. Uit de tweede suite nam hij de Ouverture, het Rondeau en de Badinerie, uit de derde suite het Air en de beide Gavottes. In de solistische uitvoering op deze cd van Bachs orkestsuites, worden contrapuntische vaardigheid en melancholische expressie op een hoogst transparante en originele wijze, gecombineerd met de aanstekelijke dansritmes. Concertmeester is de Australische violiste, Sophie Gent (foto). Heerlijk mooi. Een aanrader.

In de Suites 1, 2 en 4, is de solist, Jasu Moisio (foto).  Hij studeerde barokhobo bij Ku Ebbinge aan het Koninklijk Conservatorium van Den Haag en later bij Marcel Ponseele aan het Conservatorium van Parijs. Ook verbleef hij een maand in Montréal bij de beroemde barokhobo pionier, Bruce Haynes (1942-2011). De in Parijs gevestigde Moisio is sinds 2008, de belangrijkste hoboïst van Ensemble Pygmalion (Raphaël Pichon) en speelt met het Orchestre des Champs-Elysées (Herreweghe), Les Musiciens du Louvre (Minkowski), Capriccio Stravagante (Sempé), Vox Luminis, Helsinki Baroque Orchestra, The English Concert, Concerto Köln, Netherlands Bach Society, Australian Brandenburg Orchestra, om er maar een paar te noemen. Hij is ook een van de oprichters van het in Tokio gevestigd Orchestra Libera Classica (Hidemi Suzuki), opgericht in 2001. Moisio doceert historische hobo aan de Sibelius Academie in Helsinki en aan de Hogeschool voor Kunsten in Utrecht.

De Canadese organist en klavecinist Olivier Fortin (°1973), behaalde in 1995 zijn diploma’s aan het Muziekconservatorium van Quebec (Conservatoire de musique de Québec) in de klas van Anatole Gagnon. Hij studeerde ook onder de leiding van Dom André Laberge en behaalde een Master in interpretatie aan de Universiteit van Montreal onder de leiding van Réjean Poirier. Hij ging verder studeren in Parijs bij Pierre Hantaï en aan het Sweelinck Conservatorium van Amsterdam bij Bob van Asperen. Hij werd in 1997 laureaat in het Bachconcours Montreal en samen met Karoline Leblanc behaalde hij de Tweede prijs in het orgelconcours voor duo’s, in het kader van het Festival Musica Antiqua in Brugge.

Fortin concerteerde als solist of als begeleider tijdens talrijke tournees in Europa, de Verenigde Staten en Canada, met ensembles zoals Masques (foto), Capriccio Stravagante, Tafelmusik, Opera Quarta, Chanticleer, Studio de Musique Ancienne de Montréal en Les Voix Humaines. Hij trad ook vaak op met de klavecimbelspelers Skip Sempé en Pierre Hantaï tijdens programma’s met werk voor twee of drie klavecimbels. Hij is ook de stichter en directeur van het ensemble Masques. Fortin trad op tijdens festivals in Berkeley, La Roque d’Antheron, Utrecht, Lausanne, Aldeburgh, Regensburg, Zermatt, Montreal Baroque. Hij trad verder op bij Frick Collection New York, Cité de la Musique Parijs, Centre de Musique Baroque Versailles, Muziekcentrum De Bijloke Gent, BOZAR in Brussel, la Folle Journée de Nantes, Bilbao en Lissabon. Hij doceerde klavecimbel en kamermuziek aan het Conservatorium van Quebec (2004-2008) en aan het Tafelmusik Summer Institute in Toronto en heeft, als solist of met ensembles, een twintigtal opnamen gemaakt voor labels als Analekta, Atma, Paradizo, Alpha en Teldec.

Bach Ouvertures-Suites Ensemble Masques, Olivier Fortin cd ALPHA832