“Luca Marenzio, Missa Jubilate Magnificat Sexti Toni” door Cappella Musicale Della Cattedrale Di Vercelli, o.l.v. Don Denis Silano, op het label Dynamic. Een verrijkende ontdekking!

Onderzoek van de manuscripten van de Vercelli-archieven heeft geleid tot de toekenning van bekende en onbekende werken aan Luca Marenzio, een van de grote meesters van de late Renaissance in Italië. Deze werken, die hier voor het eerst zijn opgenomen, delen een rode draad: de activiteit van de componist in Rome en Polen. Missa Jubilate, een parodiemis, is een van de meest weelderige creaties van zijn tijd en een meesterwerk van melodische vinding, terwijl Magnificat Sexti Toni een voorbeeld is van Marenzio’s verfijnd gebruik van echo-effecten.

Met de ontwikkeling van de muzieknotatie ontwikkelde zich vanaf de 11de eeuw, de vocale polyfonie, gecomponeerde meerstemmigheid, meerdere melodieën tegelijkertijd. Het kenmerk van de middeleeuwse polyfonie was grote verscheidenheid in de karakters van de melodieën in contrapunt, waarin vaak ook merkwaardige dissonanten optraden. Het vroeg polyfoon constructieprincipe was de regel dat de toegevoegde stemmen moesten consoneren met slechts één vaste stem (en dus niet onderling), die tenor werd genoemd. Deze stijl was kenmerkend voor de muziek in de 13de eeuw. In de 14de eeuw kwam de polyfone schrijfwijze tot verdere bloei, vooral in het werk van Guillaume de Machault, de voornaamste vertegenwoordiger van de Ars nova. In de late 14de eeuw bereikte de polyfonie een voorlopig hoogtepunt in de Ars subtilior, waarin polyritmiek, polymetriek en dissonantie, uitgroeiden tot proporties die pas in de 20ste eeuw geëvenaard zouden worden.

In de vroeg renaissance vond enigszins een vereenvoudiging plaats, die gepaard ging met strengere regels voor liturgische muziek, waarbij de consonantie van alle stemmen onderling, een leidend principe werd. Niettemin slaagden de componisten uit deze periode erin ook binnen strengere regels, wonderen van sobere maar eeuwige schoonheid te scheppen. De hoogbloei van polyfonie liep ten einde omstreeks 1600 toen de componisten geleidelijk overschakelden op de monodie, een melodie met een ondersteunende akkoordbegeleiding, ter vervanging van het complex weefsel van diverse zelfstandige, door elkaar gevlochten partijen. Josquin Desprez, Guillaume Dufay, Orlandus Lassus, e.a., het zijn maar enkelen van de wereldberoemde Polyfonisten of ‘Franco-Flamands’ die tussen 1400-1600, een onuitwisbaar stempel hebben gedrukt op de evolutie van de meerstemmige muziek in Europa.

Giovanni Maria Artusi (1540-1613) (foto), een kanunnik verbonden aan de Congregazione San Salvatore in Bologna en aanhanger van Giuseppe Zarlino, ging in 1600-1603, als specialist van het gebruik van dissonanten in contrapunt, een discussie aan met Claudio Monteverdi (1567-1643). Monteverdi’s standpunt was de antithese van wat hij de prima en de seconda prattica noemde. Artusi hing de prima prattica aan met heerschappij van de harmonie (bv. Palestrina), terwijl Monteverdi de seconda prattica aanhing, waarin de gevoelens of affecten van de dichterlijke tekst op de muziek primeerden. Vanuit deze overtuiging brak Monteverdi met de oude regels van de polyfonie en had hij meer aandacht voor het recitatief en de basso continuo. Het doel was om getrouw de grootste hartstochten van de ziel tot uitdrukking te brengen. Naarmate de jaren 1590 vorderden, kwam Monteverdi dichter bij de vorm die hij zou aanduiden als de seconda pratica tegenover de polyfone stijl van de 16de eeuw, bv. Palestrina, bekend als de stile antico, of prima pratica. “Ohimè, se tanto amate”, gepubliceerd in het vierde boek, maar gecomponeerd vóór 1600, was een typisch voorbeeld van de ontwikkelende vindingrijkheid van de componist. In dit madrigaal week Monteverdi af van de gevestigde praktijk in het gebruik van dissonantie, door vocale ornamentiek.

Florentijnse recitatiefstijl, de basso continuo om in madrigalen de tekst te accentueren en emotionele inhoud te geven, het aanwenden van decoratieve, instrumentale muziek in de dubbelkorige, godsdienstige muziekpraktijk met de introductie van tremolo en pizzicato als stile concitato, de antithese van prima en seconda prattica, portamento, het zijn maar enkele van de stijlkenmerken van de muziek van Monteverdi, verder uitgewerkt door zijn volgelingen. Zij werkten in Padua, Parma, Modena, Venetië, Ferrara, Milaan, Bologna, Mantua, Bergamo en Brescia en werkten de canzone, ricercar en fantasia uit tot de monothematische Triosonate, Sonata da chiesa en Sonata da camera met continuo.

Luca Marenzio (ca.1553-1599) was de briljante vertegenwoordiger van de sublieme madrigaalkunst in de laatste twintig jaar van de 16de eeuw. Terwijl de stijl van zijn vroeg werk eerder licht, en transparant was, evolueerde Marenzio later naar meer complexiteit en introspectie, waardoor hij de meest emblematische, muzikale exponent werd van de melancholie van de late Renaissance. Marenzio werkte in dienst van verschillende aristocratische Italiaanse families, onder wie Gonzaga, Este en Medici, en bracht het grootste deel van zijn carrière door in Rome. Hij produceerde tussen 1580 en 1589, wel zeventien boeken madrigalen, waaronder enkele van de meest expressieve, gevarieerde en belangrijkste werken uit het gehele madrigalen repertoire. Luca Marenzio was erg invloedrijk op componisten in Italië, maar ook in de rest van Europa, vooral in Engeland, aangezien zijn madrigalen uit de jaren 1580 tot de favorieten behoorden van Engelse componisten, die van zijn techniek van woordschilderkunst, textuurcontrast en chromatiek, een Engels idioom maakten.

De Cappella Musicale (een gemengd koor, solisten, het kinderkoor “Collegio degli Innocenti” en historische instrumenten) van de kathedraal van Vercelli, in de regio Piëmont, hoofdstad van de gelijknamige provincie, ongeveer halverwege Turijn en Milaan, heeft voornamelijk tot doel het manuscript van de kathedraal van Vercelli en het erfgoed van gedrukte muziek uit de 16de – en 17de eeuw nieuw leven in te blazen. Het ensemble, onder leiding van Maestro di Cappella, Monsignore Denis Silano, bestaat uit musici die gespecialiseerd zijn in het uitvoeren van oude muziek aan de zijde van amateurzangers. Ze treden op bij liturgische diensten in de kathedraal van Piemonte. De in Vercelli geboren priester, Denis Silano, studeerde orgel, koordirectie, compositie, gregoriaans en musicologie. Hij was de curator van de moderne editie van Harmonia super vespertinos psalmos sex vocibus door O. Colombano (Venetië, 1579), gepubliceerd door het internationaal tijdschrift Vox Antiqua en van de wereldpremière-opname voor het label Brilliant Classics in 2018. Zijn werken zijn gepubliceerd door Rugginenti (Milaan) en Edizioni Paoline (Rome).

De uitvoerders zijn Federico Fiorio en Stefano Guadagnini, cantus, Enrico Torre en Gianluigi Ghiringhelli, altus, Alberto Allegrezza en Raffaele Giordani, tenor, Davide Benetti en Enrico Bava, bassus, Stefano Demichelli, orgel en Frederico Bagnasco, violone, en de Cappella Musicale Della Cattedrale di Vercelli o.l.v. Don Denis Silano

Tracklist:

Jubilate Deo a 8 (B version)

Magnificat sexti toni a 8

Magnificat octavi toni a 8 (longer version)

Christe Jesu Benigne a 6

Magnificat octavi toni a 8 (shorter version)

Jubilate Deo a 8 (A version)

Luca Marenzio Missa Jubilate Magnificat Sexti Toni Cappella Musicale Della Cattedrale Di Vercelli, Stefano Demicheli, Federico Bagnasco, Don Denis Silano cd Dynamic CDS7958