Ludvig Norman, Symphony No. 3, Overtures”, door het Oulu Symphony Orchestra o.l.v. Johannes Gustavsson, op het label Ondine. Magnifiek!

De Zweedse componist, dirigent, pianist en muziekleraar, Ludvig Norman (1831-1885), bekend als de Zweedse Brahms, behoorde samen met Franz Berwald en Adolf Fredrik Lindblad, tot de belangrijkste, Zweedse symfonici van de 19de eeuw.

De belangrijkste, Zweedse componisten van de 19de eeuw waren Adolf Fredrik Lindblad (1801–1878), Jacob Niclas Ahlström (1805–1857), Otto Lindblad (1809–1864), Gunnar Wennerberg (1817–1901), Emilie Hammarskjöld (1821–1854), Fritz Arlberg (1830-1896), Ludvig Norman (1831–1885), August Söderman (1832–1876), Oscar de Wahl (1832–1873), en Gustav Stolpe (1833–1901). De vader van de Zweedse klassieke muziek was Johan Helmich Roman (1694-1758) (foto), de Zweedse Händel. Zijn bekendste werk is de Drottningholm Music. Een andere invloedrijke componist was Carl Michael Bellman, wiens beschermheer de koning Gustav III van Zweden was. Bellmans’ liedjes gaan vaak over drank, prostitutie en alledaagse liefdesproblemen. Hij was een virtuoos improvisator en zijn liederen, in de collecties Fredmans epistlar en Fredmans sånger, worden in Europa veel uitgevoerd in verschillende vertalingen. Joseph Martin Kraus (1756-1792) had een levensduur die erg leek op die van Mozart, die leefde tussen 1756 en 1792. Kraus was een vernieuwende componist, met een muziek vol finesse en gedurfde contrasten. Zijn harmonische taal was heel persoonlijk, hoewel zijn vermogen om motieven te ontwikkelen nooit het niveau bereikte van de Weense componisten als Mozart of Haydn.

In het vroeg romantisch tijdperk was Franz Berwald (1796-1868) (foto) de meest prominente van de Zweedse componisten. Zijn muziek werd tijdens zijn leven bijna genegeerd en hij verdiende zijn brood als orthopedisch chirurg. De meeste erkenning kreeg hij na zijn dood, en componisten als Atterberg en Wilhelm Stenhammar werkten hard om de belangstelling voor Berwalds’ muziek te wekken. Wilhelm Stenhammar (1871-1927) was een van de latere nationale romantische componisten. Hij had een reputatie als een van de beste pianisten van zijn tijd. Hij studeerde enige jaren in Berlijn, waar hij in aanraking kwam met de Duitse hoogromantiek, zoals Bruckner en Wagner, die hem veel beïnvloedden toen hij zijn twee symfonieën schreef. Hij schreef ook zes strijkkwartetten, een respectabele hoeveelheid pianomuziek en één opera, Tyrfing, over een Noors mythologisch onderwerp.

Ludvig Norman (foto) werd geboren als Fredrik Vilhelm Ludvig Norman in Stockholm in 1831. Hij begon zijn muzikale opleiding bij Lindblad en studeerde later van 1848 tot 1852 aan het conservatorium van Leipzig, waar hij ook kennis maakte met Robert Schumann. Vanaf 1857 doceerde hij aan de Koninklijke Muziekacademie van Stockholm . In 1860 werd hij dirigent van de Nya harmoniska sällskapet en het jaar daarop werd hij kapelmeester bij de Koninklijke Zweedse Opera. Na 1881, dirigeerde hij de koorconcerten van de Musikvorenigen. Hij was in 1864 getrouwd met de bekende violiste Wilma Neruda en hun zoon, Ludwig Norman Neruda, werd een beroemde alpinist. Als dirigent wordt Norman herinnerd voor de première van de vierde symfonie van Franz Berwald in april 1878. Norman componeerde in een breed scala aan genres, waaronder vier symfonieën, vier ouvertures, toneelmuziek, cantates en kamermuziek, evenals een groot aantal liederen en liederen voor koor. Woldemar Bargiel droeg zijn octet voor strijkers aan hem op, en tot zijn leerlingen behoorde de organiste en componiste, Elfrida Andrée (1841-1929). Ludvig Norman overleed in 1885, in Stockholm.

Op de cd ontdekt u o.a. de Treurmars, in 1876 gecomponeerd in memoriam August Södermann. Johan August Söderman (1832-1876) (foto) wordt traditioneel gezien als de Zweedse componist bij uitstek van de romantische generatie, vooral bekend om zijn liederen en koorwerken, gebaseerd op volksmateriaal, en voor zijn theatermuziek, zoals de toneelmuziek van Ludvig Josephsons “Marsk Stigs döttrar” (‘Maarschalk Stig’s dochter’), 1866, of zijn “Svenskt festspel” (‘Zweedse festivalmuziek’). Als zoon van een muzikale vader en een leerling van de Koninklijke Zweedse Academie in Stockholm, studeerde Södermann piano, maar speelde ook hobo en viool. In 1856-1857, studeerde hij contrapunt aan het conservatorium van Leipzig bij Ernst Richter. Daar maakte hij kennis met de muziek van Schumann en Richard Wagner. Bij zijn terugkeer in Stockholm werkte hij als theaterdirigent en bij de Koninklijke Zweedse Opera als koordirigent en uiteindelijk als assistent-dirigent. Hij componeerde operettes (bv. “Hin Ondes första lärospån”, 1856) en toneelmuziek voor wel 80 toneelstukken, zoals voor een Zweedse vertaling van Schillers “Die Jungfrau von Orleans” (“Orleanska jungfrun”). Zijn invloed is terug te vinden in de muziek van latere Zweedse, romantische componisten, Hugo Alfvén en Wilhelm Peterson-Berger. Söderman overleed op 43-jarige leeftijd. Zijn magnifieke muziek is buiten Zweden helaas vrijwel onbekend.

Dirigent, Johannes Gustavsson, werd geboren in 1975 in Vänersborg en studeerde altviool bij Lars Anders Tomter, waarna hij directie studeerde aan de Norwegian Academy of Music bij Ole Kristian Ruud en Olav Anton Thommessen. Hij volgde extra lessen bij Simon Streatfeild en de geweldige Finse dirigent Jorma Panula. Johannes was de eerste artiest die zowel de Swedish Conductor’s Prize als de Herbert Blomstedt Award ontving. Hij was prijswinnaar bij zowel de Solti Conducting Competition in Frankfurt als de Toscanini Competition in Parma. Na veelgeprezen werk bij de Royal Swedish Opera en bij The Gothenburg Opera, werd hij aan het begin van het seizoen 2015/16, chef-dirigent van de Wermland Opera in Zweden. Hij bekleedde senior directiefuncties bij het Ostrobothnian Chamber Orchestra, het Västerås Sinfonietta, het Nordic Chamber Orchestra en bij het Oulu Symphony Orchestra, waar hij het ensemble sinds 2012, als chef-dirigent leidt. Hij werkt ook regelmatig samen met het Helsingborg Symphony Orchestra.

Ludvig Norman, Symphony No. 3 Overtures Oulu Symphony Orchestra johannes Gustavsson cd Ondine ODE 1391-2