“Parsifal Suite”, door het London Philharmonic Orchestra o.l.v. Andrew Gourlay, op het label Orchid Classics. Een ontdekking!

“Weten door mededogen”, “Erkenntnis, Mitleid und Erlösung”. In deze woorden vindt de intellectuele en filosofische inhoud van Wagners “Parsifal” zijn kortste en meest beknopte samenvatting. In deze wereldpremière dirigeert Andrew Gourlay het London Philharmonic Orchestra in een gearrangeerde “Parsifal Suite”, een door hem geconstrueerd concertstuk met orkestrale hoogtepunten uit Richard Wagners Bühnenweihfestspiel, “Parsifal”. Gourlay heeft de belangrijkste orkestrale momenten uit Parsifal, Karfreitagszauber, 2 Verwandlungsmusiken en de 3 preludes tot de drie akten, samengevat in een suite, een weelderig werk van wel 47 minuten.

Het verhaal van Parsifal gaat over Koning Titurel, die door God werd aangesteld als bewaarder van de relikwieën van de Graal en de Heilige Speer. Daarom bouwde hij de tempel van de Graal. De Graal, een beker of een schaal, was nl. de drinkbeker bij het Laatste Avondmaal en ving het bloed van Christus op aan het kruis. Jezus werd met de speer aan de zijkant van het kruis gewond. Titurel heeft ridders om zich heen verzameld, die, gesterkt door deze relikwieën, de wereld intrekken om te strijden voor het goede. Klingsor heeft ooit geprobeerd tot de Graalgemeenschap te mogen behoren, maar werd vanwege zijn perverse onkuisheid afgewezen. Daarom castreerde hij zichzelf, maar werd daarom nog minder geaccepteerd. Daarop creëerde hij op zijn beurt een tegenrijk, een magische tuin met verleidelijk mooie vrouwen, o.a. Kundry, een reïncarnatie van één van de vrouwen, die Jezus bespotten langs zijn kruisweg en daarom door hem werd vervloekt, opdat ze voor altijd over de wereld zou zwerven.

Nadat Klingsor verschillende ridders had verleid door middel van zijn magische tuin en zo de Graal had verlaten, besloot Titurels zoon en opvolger, de Graalkoning Amfortas, om gewapend met de heilige speer, Klingsor te bestrijden. Maar, Amfortas bezweek voor Kundry’s verleidingskunsten en verloor zo de speer aan Klingsor, die de speer vergiftigde en Amfortas ermee verwondde in zijn lies, waaraan hij sindsdien vreselijk lijdt. Bij elke nieuwe openbaring van de Graal, gaat de wonde nl. weer open. Een profetie belooft Amfortas dat een zuivere, medelijdende dwaas, “ein durch Mitleid wissender reiner Tor”, hem op een dag zal verlossen van zijn kwellingen. Kundry, die uiteindelijk spijt krijgt van haar daden in dienst van Klingsor, stelt zich uiteindelijk in dienst van de Graalridders en doet boete voor haar zonden.

Het samenstellen van de volledige partituur werd aangevat in augustus 1879, maar vanwege zijn verslechtende gezondheidstoestand, zocht Wagner het warme Italië op. Het was daar dat hij in mei 1880, in het gezelschap van de Russische schilder, Paul von Joukowsky (1845-1912) in Ravello, de Villa Rufolo en de magnifieke tuin (foto) bezocht, die hem inspireerde voor het decor van de tovertuin van het kasteel van Klingsor. Joukofsky maakte schetsen van de tuin voor het decor van “Klingsors Zaubergarten” in het tweede bedrijf. De muziek die Wagner voor dit tweede bedrijf componeerde was sterk beïnvloed door de opera ‘”Robert le diable” van Meyerbeer.

De zaal voor de graaldienst was geïnspireerd door de kathedraal van Siena (foto’s). In november 1880 keerde Wagner terug naar Bayreuth en op 25 december, presenteerde hij de laatste georkestreerde bladzijde aan Cosima als verjaardagsgeschenk. Het eerste van de opera dat werd uitgevoerd, was trouwens het voorspel tot het eerste bedrijf, door het Meiningen orkest, in Wagners huis, “Wahnfried”, in Bayreuth, op 25 december 1878, ter gelegenheid van de verjaardag van Cosima.

Op 12 november 1880 dirigeerde Wagner zelf dit voorspel in een privé concert voor koning Lodewijk II van Beieren. De repetities voor de première begonnen op 1 juli 1882. Vanaf januari 1881 tot in juli 1882 hielp de componist Engelbert Humperdinck als Wagners assistent, bij de uitbreidingen van de Verwandlungsmusik bij de Wandeldekorationen en het instuderen van de zang- en speelpartijen. De première was op 26 juli 1882 in het Festspielhaus in Bayreuth, o.l.v. Hermann Levi, de dirigent van de Bayerische Staatsoper. Carrie Pringle (1859-1930), een in Oostenrijk geboren, Engelse sopraanzangeres, was één van Klingsors bloemenmeisjes. Geruchten associëren Wagners vermeende verliefdheid op Pringle met de omstandigheden van zijn dood in Venetië in 1883. Pringle was met name de enige van de oorspronkelijke Bloemenmeisjes, die niet opnieuw werd ingezet voor de productie van Parsifal in 1883. Ze verhuisde met haar ouders, broers en zussen naar Londen. In Engeland verliep haar carrière onrustig en verscheen ze blijkbaar nooit meer op het operapodium…

Sommige personages, vooral Titurel, Amfortas, Klingsor en Parsifal, gingen terug naar het vers-epos “Parzival” uit het begin van de 13de eeuw. De eigenlijke plot van het Bühnenweihfestspiel, “Parsifal”, dat Wagner zijn “versöhnendstes Werk“ noemde, was weliswaar maar losjes gebaseerd op het oorspronkelijk vers-epos. In veel details was het Wagners eigen creatie. Met name de figuur van Kundry als tovenares en als boetelinge, maar ook de spelling “Parsifal” en de wetenschappelijk onhoudbare etymologie, die Parsifal gelijkstelt met Fal Parsi, de zuivere dwaas, waren creaties van Wagner. De christelijke relikwieën van de Graal en de Heilige Speer en de boeddhistisch idee van reïncarnatie, waren volkomen vreemd aan Parzivals 16 avonturen in het oorspronkelijk Parzival-epos (foto’s) van Wolfram von Eschenbach, het verhaal dat eindigt met de geschiedenis van Lohengrin. Eerder beschreef Chrétien de Troyes (ca. 1135/1140-1190) trouwens Parzivals geschiedenis in zijn ridderroman, “Perceval ou le Conte du Graal”, opgedragen aan de Vlaamse graaf, Filips van den Elzas. Chrétien de Troyes was trouwens de eerste, die de graal en de Graalburcht, het kasteel van de “Roi Pêcheur”, de Visserkoning, in de wereld van koning Arthur introduceerde.

Het idee voor “Parsifal”, Wagners demonisch, ideologisch meesterwerk, “Aus Parsifal baue ich mir meine Religion” (Adolf Hitler), en Himmlers “Blutsmystik”, ging o.a. terug tot het ontwerp voor Wagners nooit gerealiseerde opera, “Die sieger”. Het plan voor “Die Sieger” werd opgesteld tussen 1856 en 1858, in een periode waarin Wagner grote belangstelling had voor het boeddhisme en Schopenhauer. De fragmentarische prozaschets die bewaard is gebleven, laat zien dat deze was gebaseerd op legendes die Wagner ontdekte in de “Inleiding tot de geschiedenis van het boeddhisme” uit 1844, van de indoloog en oriëntalist, Eugène Burnouf (1801-1852). Het verhaal vertelt over de liefde van de uitgestotene chandala, Prakriti, voor de monnik Ānanda. Hoewel beiden door de andere monniken worden verbannen, staat Boeddha hun kuise vereniging toe en staat Prakriti toe, lid te worden van de kloostergemeenschap.

Burnoufs “Introduction à l’Histoire du Bouddhisme Indien” wordt erkend als dé inleiding tot de boeddhistische metafysica die in de 19de eeuw veel Franse occultisten beïnvloedde voor wie het indianisme en Sanskrietteksten, een bron van inspiratie waren. Wagner schreef in 1857 aan Marie Sayn-Wittgenstein en verwees naar het meisje als ‘Savitri’ en suggereerde voor zijn opera, een structuur met drie bedrijven. Hij schreef verder over het project aan Mathilde Wesendonck vanuit Venetië in 1858, waarbij hij zichzelf en Mathilde vergeleek met Ananda en Savitri. Er zijn geen muzikale schetsen van dit werk bekend, maar elementen van het verhaal verwerkte Wagner in “Parsifal”, een “weihevoll reinigender religiöser Akt“, een “heilige, religieuze daad”…

De Britse dirigent Andrew Gourlay (°1982) van Russische afkomst, werd geboren in Jamaica, maar groeide op in de Bahama’s, de Filippijnen, Japan en het Verenigd Koninkrijk. Hij begon zijn muzikale opleiding op piano en trombone. Als trombonist van begin twintig speelde hij met orkesten als de Philhamonia, BBC Philharmonic , BBC National Orchestra of Wales , Hallé Orchestra en London Sinfonietta . Hij maakte deel uit van het Gustav Mahler Jugendorchester, met wie hij speelde onder leiding van hun oprichter, Claudio Abbado . Gourlay studeerde aan het Royal Northern College of Music en de Universiteit van Manchester, voor hij zich specialiseerde in dirigeren aan het Royal College of Music in Londen, waar hij orkesten voorbereidde voor Bernard Haitink en Sir Roger Norrington . Hij trad op als coverdirigent voor Kurt Masur, Valery Gergiev, Esa-Pekka Salonen en Sir Colin Davis, en verving Davis tweemaal in het Barbican Centre, Londen. In 2010 won hij de eerste prijs op de Cadaqués Orchestra International Conducting Competition. Van 2010 tot 2012 was hij assistent-dirigent van Sir Mark Elder en The Hallé.

In 2014 werd Gourlay vaste gastdirigent van het Orquesta Sinfónica de Castilla y León. In 2015 benoemde het orkest Gourlay tot muziekdirecteur, met een initieel contract voor drie jaar. Dit werd verlengd tot augustus 2020. Gourlay heeft wereldwijd gewerkt als gastdirigent. Op de BBC Proms dirigeerde hij de viering van het 40-jarig jubileum van BBC Young Musician of the Year, meerdere Proms met London Sinfonietta, Ravel’s Daphnis et Chloé en de wereldpremière van Wunderkammer van Danny Elfman met het National Youth Orchestra of Great Britain. Aangaande opera dirigeerde hij voor het Royal Opera House, Birmingham Opera Company en het Aldeburgh Festival, waaronder de veelgeprezen producties van Tippett’s The Ice Break met Sir Graham Vick in 2015 en Coult’s Violet in première in 2022.

Tracklist:

  1. Act 1 Prelude
  2. Act 3 Good Friday Music
  3. Act 3 Transformation Music
  4. Act 3 Prelude
  5. Act 2 Prelude
  6. Act 1 Transformation Music
  7. Act 3 Finale

Parsifal Suite London Philharmonic Orchestra Andrew Gourlay cd Orchid Classics ORC100207