“Bach Cantatas”, door Akademie Fur Alte Musik Berlin, Michael Volle, Gaechinger Cantorey, Thomanerchor Leipzig, Sachsisches Barockorchester, Hans-Christoph Rademann, Gotthold Schwarz, op het label Accentus Music.

J.S. Bach, “Ich hatte viel Bekümmernis” BWV 21, “Herz und Mund und Tat und  Leben” BWV 147, door de Gaechinger Cantorey o.l.v. Hans-Christoph Rademann,  op het label Carus. Subliem! | Stretto –

J.S. Bach, “Ich hatte viel Bekümmernis” BWV 21, “Herz und Mund und Tat und  Leben” BWV 147, door de Gaechinger Cantorey o.l.v. Hans-Christoph Rademann,  op het label Carus. Subliem! | Stretto –

Ontdek in deze 3 cd box, “Solo Cantatas for Bass”, “Thomanerchor Leipzig” en “Stay, ye angels”, 10 cantates, o.a. solocantates en koraalcantates, van Johann Sebastian Bach, uitgevoerd door musici die behoren tot de allerbeste Bach uitvoerders van vandaag. Niet te missen!

De cantate “Ich habe genug” BWV 82 werd gecomponeerd in Leipzig voor de feestdag Maria Lichtmis (Festo Purificationis Mariae) op 2 februari 1727. Op Maria Lichtmis wordt gevierd dat Maria 40 dagen na de geboorte van Jezus weer rein werd en -zoals de Joodse wet voorschreef voor eerstgeboren zonen- haar zoon naar de tempel bracht om hem te laten zien aan de priesters en om rituele offers te brengen. De teksten gaan over het vreugdevol uitzien naar de aanstaande dood en het eeuwige leven dat daarna wacht. In Bachs tijd en omgeving was het normaal om op zo’n manier over de dood te denken en de muziek van deze cantate is dan ook vrolijk van aard. De laatste aria “Ich freue mich auf meinem Tod” bv. heeft zelfs een dansachtig ritme. De cantate werd geschreven voor een kleine en sobere bezetting: alleen hobo, strijkers, basso continuo en een bas-solostem. Dit kwam doordat in 1727 Maria Lichtmis op een zondag viel en Bach voor die datum twee cantates moest schrijven en bovendien de musici en zangers moest delen. Later maakte Bach een aantal variaties op deze cantate, waaronder BWV 82a (waarbij de hobo vervangen werd door een fluit en de bas door een sopraan), en BWV 82b (voor alt).

“Der Friede sei mit dir” BWV 158 is een religieuze cantate voor bas solo en werd waarschijnlijk gecomponeerd rond 1730. We kennen het werk enkel uit kopieën die na zijn dood zijn opgedoken, oorspronkelijk bestond het vermoedelijk uit meer dan enkel de delen voor bas. De cantate is bedoeld voor de Derde Paasdag, i.e. de dinsdag na Pasen. “Ich will den Kreuzstab gerne tragen” BWV 56, werd gecomponeerd in Leipzig voor de 19de zondag na Trinitatis. Het werd voor het eerst opgevoerd op 27 oktober 1726 en is vandaag gegroepeerd als onderdeel van Bachs derde cyclus van cantates voor het liturgisch jaar. Het werk is als solo cantate voor een basstem een van de weinige werken die Bach omschreef als een cantate. De tekst, van Christoph Birkmann (foto), beschrijft het christelijk leven als een vrijwillige reis, het dragen van het kruis als een volgeling van Jezus. De woorden verwijzen indirect naar de voorgeschreven evangelie-lezing, die zegt dat Jezus per boot reisde. De dichter vergelijkt het leven met een zeereis en verlangt uiteindelijk naar de dood als ultieme bestemming.

Dit laatste verlangen naar de dood wordt versterkt door het slotkoraal. De strofe “Komm, o Tod, du Schlafes Bruder” van Johann Francks hymne uit 1653 “Du, o schönes Weltgebäude”, gebruikt ook de beelden van een zeereis. Bach componeerde de cantate in zijn vierde jaar als Thomaskantor in Leipzig. Het is gestructureerd in vijf delen, afwisselend aria’s en recitatieven voor de bas solist en sluit af met een vierdelig koraal. Hij orkestreerde het werk voor een barok instrumentaal ensemble van drie houtblazers (twee hobo’s en taille), drie snaarinstrumenten (twee violen en een altviool) en continuo. Een obbligato-cello komt voor in het eerste recitatief en een obbligato-hobo in de tweede aria, wat resulteert in verschillende timbres in de vier delen voor hetzelfde stemgedeelte. De stem en de instrumenten hebben een speciale relatie in deze composities. De dichte polyfonie, vol gevoel, is gevuld met warmte en tederheid en het woordje ‘ik’ in de teksten van de cantates BWV 56 en 82, wordt de stem van de componist. De solocantates van Bach zijn kostbare edelstenen waarvan de subtiele schoonheid rechtstreeks naar het hart van de luisteraar gaat.

De koraalcantate “Allein zu dir, Herr Jesu Christ” BWV 33 werd gecomponeerd voor de 13de zondag na Trinitatis en is voor het eerst uitgevoerd op 3 september 1724 in Leipzig. Bach baseerde de cantate op de gelijknamige hymne van Konrad Hubert uit 1540. Bach componeerde deze cantate in 1724, in zijn tweede jaar als cantor van de Thomaskirche in Leipzig bij Bijbellezingen Galaten 3, 15-22 en Lucas 109, 23-37: de parabel van de Barmhartige Samaritaan.

Deze laatste lezing, Jezus’ uitleg van het gebod Heb God lief, en uw naaste als uzelf, vormt het thema van deze cantate. De cantate behoort tot Bachs tweede cantate jaargang. Bach baseerde het werk op de hymne “Allein zu dir, Herr Jesu Christ” van Konrad Hubert. Dit lied had oorspronkelijk drie coupletten en is later uitgebreid met een vierde, algemene lofprijzing op de Heilige Drie-eenheid. Bach nam het eerste en vierde deel over als openings- en slotkoraal. Hij gebruikte daarbij een koraalmelodie uit 1512 van Paul Hofhaimer (1459-1537). Voor de vier binnendelen van de cantate werkte een onbekende tekstdichter (mogelijk Andreas Stübel) de twee resterende coupletten van de hymne om tot twee recitatief/aria-combinaties.

De eerste vier delen hebben het karakter van een boetelied waarin om vergiffenis van de zonden wordt gebeden. Het openingskoor is een koraalfantasie waarin de sopranen de melodie zingen. De overige stemmen zingen meestal homofoon, waarbij vocale koraalzinnen worden afgewisseld door instrumentale tussenzinnen, door het strijkorkest en twee hobo’s.

In deel drie, een lange alt-aria, laat Bach de instrumenten op bijzondere wijze de tekst uitdrukken. De lage strijkers beelden de stappen uit van de zondaar die op zoek is naar vergiffenis, waarbij de soloviool zijn misstappen laat horen. Hierbij spelen de eerste violen gedempt en begeleiden de overige violen pizzicato. In het middengedeelte daalt de melodie ter illustratie van de drukkende “Sündenlasten”, en bij het opbeurend Jesu Trostwort, stijgt ze weer. Deel vijf bezingt de liefde tussen God en de mens. Het is een dubbel duet. Een duet van tenor en bas begeleid door het samenspel van twee hobo’s. In het slotkoraal gebruikte Bach opnieuw de koraalmelodie van Paul Hofhaimer.

Bach componeerde de kerkcantate “Wer Dank opfert, der preiset mich”, BWV 17 in Leipzig voor de veertiende zondag na Trinitatis en voerde ze voor het eerst uit op 22 september 1726. In zijn vierde jaar als Thomaskantor in Leipzig voerde Bach 18 cantates uit, gecomponeerd door zijn familielid Johann Ludwig Bach (foto), hofmusicus in Meiningen. Vervolgens plaatste hij een deel van de teksten zelf, inclusief deze cantate, waarschijnlijk geschreven door Ernst Ludwig I, hertog van Saxen-Meiningen (foto). Ze volgen een patroon, zeven bewegingen zijn verdeeld in twee delen, beide beginnend met Bijbelse citaten, deel I uit het Oude Testament, deel II uit het Nieuwe Testament. De tekst is gebaseerd op het voorgeschreven evangelie dat vertelt dat Jezus tien melaatsen reinigt. Het wordt geopend door een vers uit Psalm 50, citeert een sleutelzin uit het evangelie en wordt afgesloten door een vers uit Johann Gramanns hymne “Nun lob, mein Seel, den Herren”. Later gebruikte hij de openingsbeweging voor de beweging Cum sancto Spritu in het Gloria van zijn Missa in G, BWV 236.

“Was Gott tut, das ist wohlgetan” BWV 99 is de oudste van de drie cantates die bewaard zijn gebleven die Bach componeerde op het destijds bekend koraal, “Was Gott tut, das ist wohlgetan”, geschreven door Samuel Rodigast. De andere twee cantates zijn BWV 98 en BWV 100. De cantate is geschreven voor de vijftiende zondag na Trinitatis en werd voor het eerst uitgevoerd op 17 september 1724 in Leipzig. De tekst van de cantate sluit aan bij de Bijbellezingen voor die zondag, Galaten 5 vers 25 – Galaten 6 vers 10 (over de vruchten van de Geest) en Matteüs 6, vers 23 – 34.Traverso - Wikipedia

De zang wordt uitgevoerd door de vier solisten en volledig koor. Het orkest bestaat uit twee violen, een altviool, hoorn, hobo d’amore, traverso en basso continuo. Opvallend is dat de traverso in drie stukken een opvallende partij speelt. In de zomer van 1724 componeerde Bach een grote rol voor de traverso in meerdere cantates, zoals BWV 94, BWV 113 en BWV 114. Men neemt tegenwoordig aan dat Bach in deze periode de beschikking had over een zeer talentvolle fluitist. Er wordt daarbij gedacht aan de toenmalige rechtenstudent Friedrich Gottlieb Wild. Bach leerde Wild in 1724 kennen en gaf hem enige tijd muziekles. Het is daarentegen ook mogelijk dat de traverso partijen in deze cantates studies waren voor de door Bach gecomponeerde Sonate voor fluit en continuo (BWV 1034). De muziek van de cantate is over het algemeen vrolijk, wat past bij de tekst van de cantate die vertelt over de mens die erop kan vertrouwen dat “alles wat God doet, goed is”. Een magnifieke uitvoering!Bach - Cantate BWV 169 - Gott soll allein mein Herze haben - YouTube

De kerkcantate “Gott soll allein mein Herze haben”, BWV 169, een solo-cantate voor een alt-solist, werd gecomponeerd in Leipzig voor de 18de zondag na Trinitatis. Bach voerde deze cantate voor het eerst uit op 20 oktober 1726. De lezingen voor die zondag waren de eerste brief aan de Korinthiërs, Paulus’ dank voor de genade van God in Efeze (1 Korinthiërs 1: 4-8), en uit het Evangelie, het grote gebod (Mattheüs 22: 34-46 ). De onbekende auteur van de tekst concentreerde zich op de liefde van God in de bewegingen 2 tot 5 en voegde een beweging toe over de liefde van je medemens in beweging 6, met in het slotkoraal, het derde vers van Martin Luthers “Nun gebeten wir den Heiligen Geist “. Het tweede recitatief is een parafrase van Koningen 2: 1, Elia opgeheven naar de hemel. De tweede aria is een parafrase van Johannes 2: 15-16, die de liefde voor God onderscheidt van de liefde voor de wereld. Cantate BWV 169, eveneens ingeleid door een bruisende Sinfonia uit een concerto, stelt meteen de vraag “Wast ist die Liebe Gottes?” waarop een reeks antwoorden en oplossingen volgen die zowel retorisch als muzikaal zijn.J. S. Bach: St. Matthew Passion – Thomanerchor Leipzig, Gewandhausorchester  Leipzig, Georg Christoph Biller | ACCENTUS Music

De cantates op de opname van het Thomanerchor spreken over de menselijke zekerheid veilig te zijn bij God en over het vertrouwen dat God de mens uit alle moeilijkheden zal bevrijden. De uitvoerders zijn Akademie für Alte Musik Berlin o.l.v. Raphael Alpermann, Gaechinger Cantorey o.l.v. Hans-Christoph Rademann, het Thomanerchor Leipzig en het Sächsisches Barockorchester o.l.v. Gotthold Schwarz. De solisten zijn Julia Sophie Wagner (sopraan), Stefan Kahle (alt), Wolframm Lattke (tenor), Tobias Berndt (bas), Lenneke Ruiten (sopraan), Anke Vondung (mezzo), Benedikt Kristjánsson (tenor), Peter Harvey (bariton), Michael Volle (bas), Robin Johannsen (sopraan) en David Franke (orgel).

Inhoud:Bach: Solo Cantatas for Bass - Accentus Music: ACC30410 - CD or download |  Presto Music

Solo Cantatas for Bass:

BWV 21 ‚Ich hatte viel Bekümmernis‘ (Sinfonia)

BWV 82 ‘Ich habe genug’

BWV 42 ‚ Am Abends aber desselbigen Sabbats (Sinfonia)

BWV 158 ‘Der Friede sei mit dir’

BWV 169 ‘Gott soll allein mein Herze haben’

BWV 56 ‘Ich will den Kreuzstab gerne tragen’

Thomanerchor Leipzig, Gotthold Schwarz – Bach: Cantatas BWV 33, 17, 99 |  ACCENTUS Music

Thomanerchor:

BWV 33 ‘Allein zu dir, Herr Jesu Christ’

BWV 17 ‘Wer Dank opfert, der preiset mich’

BWV 99 ‘Was Gott tut, das ist wohlgetan’

Stay, ye angels - Accentus Music: ACC30466 - CD or download | Presto Music

Stay, ye angels:

BWV 19 ‘Es erhub sich ein Streit’

BWV 169 ‚Gott soll allein mein Herze haben‘

BWV 158 ‚Der Friede sei mit mir‘

BWV149 ‘Man singet mit Freuden vom Sieg’Gaechinger Cantorey

Gaechinger Cantorey

Bach Cantatas Akademie Für Alte Musik Berlin Michael Volle Gaechinger Cantorey Thomanerchor Leipzig Sachsisches Barockorchester 3 cd Accentus Music ACC80571