In de 18de eeuw ontwikkelde Dresden zich tot een prachtige barokke residentie, die al snel de bijnaam “Florence aan de Elbe” kreeg. Muziek speelde een speciale rol in de vertegenwoordiging van politieke macht en het “Dresdens Hoforkest” was beroemd in heel Europa. Ter gelegenheid van de 475ste verjaardag van de Sächsische Staatskapelle Dresden werden de meest opmerkelijke concerten van de afgelopen eeuw van de Staatskapelle Dresden – het oudste orkest ter wereld – uitgebracht met 18 dirigenten op 10 cd’s. Naast het jubileum van het orkest wordt ook 100 jaar geluidsopnamen gevierd. Een uniek document!
In 2003 verscheen onder het Profil-label de eerste Profil-cd met productienummer PH03001: De Heidelberger Symphoniker presenteerde toen nl. de werken voor viola d’amore en orkest van Stamitz met als, solist, Gunter Teuffel. Korte tijd later volgden nog twee producties, Joseph Schmidt, een portret voor zijn 100ste verjaardag, een cd die vandaag de dag nog steeds een bestseller is, en Mozarts Pianoconcerti met Rudolf Buchbinder en het Weens Symfonieorkest. Gevierde referentie-opnames voor de start van een label, waarmee een spannend verhaal begon. Na 20 jaar zijn alle internationale platenprijzen gewonnen en zijn er vandaag ruim 800 cd’s uitgebracht.
De Staatskapelle Dresden werd in 1548 als hoforkest van de keurvorsten van Saksen opgericht. Het is Europa’s oudste symfonieorkest. De officiële naam luidt Sächsische Staatskapelle Dresden. Dit orkest is verbonden aan de Semperoper te Dresden. Al spoedig na de oprichting bereikte het orkestspel een hoog niveau. Niemand minder dan Heinrich Schütz, jarenlang de kapelmeester, noemde het in de 17de eeuw al het beste orkest van Europa. Vele componisten droegen er hun werken aan op. Van Antonio Vivaldi is bv. een concerto per il orchestra di Dresda bekend.
Het Saksisch-Poolse hof ten tijde van Friedrich August II, keurvorst van Saksen (1696-1763), ook August III, koning van Polen vanaf 1733, was een middelpunt van Europese publieke belangstelling geworden, niet alleen dankzij de uitbundige vieringen van Friedrichs huwelijk met Maria Josepha (1699-1757), de dochter van keizer Joseph I in de herfst van 1719, maar vooral vanwege het buitengewone niveau van zijn musiceren. Het huwelijk van de keurvorst werd gevolgd door een opleving van de kwaliteit van de kerkmuziek aan het katholieke hof vanaf de jaren 1720 en van 1731 tot 1756 in het bijzonder, een periode die gewoonlijk wordt genoemd naar de hofdirigent Johann Adolf Hasse (1699-1783) en waarin Dresden uiteindelijk zijn plaats innam tussen de belangrijkste Europese operacentra.
Het hofleven in Dresden was protestants van karakter, ondanks de politiek gemotiveerde bekering van keurvorst August “de Sterke” en zijn zoon, keurvorst prins Friedrich August II, tot het katholieke geloof. Dit veranderde met het huwelijk van de keurvorst met de streng katholieke dochter van keizer Joseph I, Maria Josepha. Er moest een nieuw hof komen en katholieke kerkmuziek moest worden opgebouwd naar het voorbeeld van het Weense keizerlijke hof. Vanaf dat moment moest de protestantse hofdirigent Johann David Heinichen prachtige kerkmuziek componeren. Heinichen componeerde Missen, een Requiem, Magnificat, Psalmen en Hymnen, Maria Antiphonen, Litanieën, een Te Deum, oratoria en Passionskantaten. De “Vespers voor het feest van St. Xavier” eerden de favoriete heilige van de nieuwe Keurvorstin, die hem tot speciale patroonheilige voor Dresden benoemde.
Elk evenement omvatte de deelname van het hoforkest, dat niet alleen werd geprezen om de uitstekende vaardigheden van zijn leden, maar ook om de elegantie en precisie van hun ensemblespel door deskundige musici van die tijd. Ook Antonio Vivaldi (1678-1741), Georg Philipp Telemann (1681-1767), Johann Sebastian Bach (1685-1750), Georg Friedrich Händel (1685-1759) en vele anderen waren op verschillende momenten verbonden aan het Saksisch-Poolse hoforkest. De reputatie van Dresden als een stad van grote muzikale verfijning bleef bestaan, zelfs na het einde van de zevenjarige oorlog (1756-1763), toen het hof gedwongen werd radicale bezuinigingsmaatregelen op te leggen. Terwijl de kerkmuziek zwaar leed onder een gebrek aan geschoolde koorkrachten en de hofopera werd vervangen door een gesubsidieerde onderneming, slaagde het hoforkest er niettemin in ondanks vele moeilijkheden, zijn hoog prestatieniveau hoog te behouden.
De hoboïst Johann Joachim Quantz kreeg in 1718 een aanstelling. Vivaldi probeerde er een betrekking te verkrijgen en Händel reisde in 1719 naar Dresden om vier zangers te contracteren en er te spelen voor de keurvorst en de kroonprins. Voor de Säksische Staatskapelle waren vele beroemde componisten actief, Johann David Heinichen, kapelmeester, en Jan Dismas Zelenka, Francesco Maria Veracini, Antonio Lotti, Johann Georg Pisendel, Nicola Porpora, Johann Joachim Quantz, Johann Adolf Hasse en de broers Johann Georg en Carl Heinrich Graun.
Grote musici uit heel Europa werden uitgenodigd om in Dresden te wonen en te werken. Met hen stelde August een briljant instrumentaal ensemble samen, genaamd de “Cappella Polacca” die de katholieke kerkmuziek verzorgde. De kapel ging ook met hem mee op zijn staatsreizen naar Polen en andere regio’s. Het ensemble had op dat moment één uniek kenmerk, haar leden bespeelden slechts één enkel instrument. Daarom waren zo ook zo virtuoos. De Capella werd snel bekend als de grootste collectie virtuozen die ooit waren samen gebracht. De Kapellmeister was Heinichen.
In de kapel speelden verder Johann David Heinichen, de violisten Volumier, Pisendel en Veracini, de fluitist Buffardin, Richter, Le Riche en Quantz (later de beroemde leraar van Frederick de Grote), de beroemde luitspeler Silvius Leopold Weiss en de Boheemse contrabassist en componist Jan Dismas Zelenka. Mogelijks was de meest indrukwekkende en exotische musicus van allen, en de meest betaalde behalve Weiss en de Kapellmeister, Pantaleon Hebenstreit, die op een instrument speelde, overigens zijn eigen uitvinding, de “Pantaleone”, een reusachtige dulcimer van bijna drie meter lengte, met houten hamers en wel 189 snaren.
Door de jaren heen stonden er talloze beroemde dirigenten voor het orkest, onder andere Richard Wagner (1843–1848, Hofkapellmeister), Fritz Busch, Fritz Reiner, Eugen Jochum, Karl Böhm, Franz Konwitschny en Rudolf Kempe. Ook in de DDR-tijd kon men het hoog muzikale niveau handhaven. Onder Giuseppe Sinopoli werd steeds duidelijker dat dit orkest samen met het Concertgebouworkest, de Wiener Philharmoniker en de Berliner Philharmoniker tot de absolute top behoorde. Onder Sinopoli’s leiding vierde men in 1998 trouwens het 450-jarig bestaan. Ook twee Nederlandse dirigenten hadden een band met dit orkest, nl. Hans Vonk en Bernard Haitink, de chef-dirigent na het plotseling overlijden van Sinopoli in 2001. Eredirigent was de Brit, Sir Colin Davis.
Aangezien de Staatskapelle Dresden ook en allereerst een operaorkest is, kan men jaarlijks slechts enkele tientallen symfonische concerten verzorgen. Het orkest maakte veel buitenlandse tournees, maar het is tekenend dat men pas zes keer aan de Londense Proms concerten heeft kunnen meewerken. De Staatskapelle Dresden is vooral beroemd om de interpretatie van werken van Mozart en Richard Strauss. Deze componist dirigeerde het orkest vaak, met name in premières van zijn opera’s. Hij componeerde trouwens zijn “Eine Alpensymphonie” voor dit orkest.
De chef dirigenten van de Staatskapelle in deze box zijn Fritz Busch (1922–1933), Karl Böhm (1934–1942), Karl Elmendorff (1943–1944), Joseph Keilberth (1945–1950), Rudolf Kempe (1950–1953), Franz Konwitschny (1953–1955), Otmar Suitner (1960–1964), Kurt Sanderling (1964–1967), Martin Turnovsky (1967–1968), Herbert Blomstedt (1975–1985), Hans Vonk (1985–1990), Giuseppe Sinopoli (1992–2001), Bernard Haitink (2002–2004), Fabio Luisi (2007-2010) en Christian Thielemann (2012-heden).
Inhoud:
CD 1
Fritz Busch: Richard Strauss: Menuett G-Dur aus Der Bürger als Edelmann-Suite op. 60b (1923); Giuseppe Verdi: La Forza del Destino-Ouvertüre (1926); Richard Wagner: Tannhäuser-Ouvertüre (1931)
Richard Strauss als Gastdirigent Richard Strauss: Don Quixote op. 35 (1936)
Karl Böhm: Albert Lortzing: Holzschuhtanz aus Zar und Zimmermann (1935); Johannes Brahms: Ungarischer Tanz Nr. 5; Georges Bizet: Carmen-Ouvertüre (1942)
Karl Elmendorff: Daniel-Francois-Esprit Auber: Fra Diavolo-Ouvertüre (1944); Richard Wagner: Feuerzauber aus Die Walküre (1944)
CD 2
Joseph Keilberth: Ludwig van Beethoven: Fidelio-Ouvertüre op. 72; Richard Wagner: Die Meistersinger von Nürnberg-Vorspiel (1948); Richard Strauss: Tanz der sieben Schleier aus Salome (1948)
Rudolf Kempe: Richard Wagner: Lohengrin-Vorspiel (1949); Vorspiel & Isoldes Liebestod aus Tristan und Isolde (1956); Richard Strauss: Der Rosenkavalier-Introduktion (1950); Daphnes Verwandlung aus Daphne (1950); Josef Strauss: Sphärenklänge (1972)
CD 3
Franz Konwitschny: Richard Strauss: Till Eulenspiegel op. 28 (1958)
Otmar Suitner: Wolfgang Amadeus Mozart: Symphonie Nr. 40 (1961); Die Entführung aus dem Serail-Ouvertüre KV 384 (1960); Bedrich Smetana: Orchesterstücke aus Die verkaufte Braut (1962)
CD 4
Kurt Sanderling: Peter Tschaikowsky: Romeo & Julia (1960); Alexander Borodin: Symphonie Nr. 2 (1960); Steppenskizze aus Zentralasien (Auszüge / 1960)
Martin Turnovsky: Leos Janacek: Mährische Tänze (1968); Antonin Dvorak: Festmarsch op. 54 (1968)
CD 5
Herbert Blomstedt: Anton Bruckner: Symphonie Nr. 4 (1981); Johann Gottlieb Naumann: Te Deum für Chor & Orchester (1983)
CD 6
Hans Vonk: Carl Maria von Weber: Oberon-Ouvertüre; Introduktion & Chor “Dem Frieden Heil” aus Euryanthe; Preciosa-Ouvertüre; Chorszenen “Die Sonn erwacht” & “Es blinken so lustig die Sterne”; Jubel-Ouvertüre op. 59 (1986)
Giuseppe Sinopoli: Johannes Brahms: Symphonie Nr. 2 (1994)
CD 7
Bernard Haitink: Bela Bartok: Tanzsuite (2004); Richard Strauss: Also sprach Zarathustra op. 30 (2004); Robert Schumann: Manfred-Ouvertüre op. 115 (1999)
CD 8
Fabio Luisi: Richard Strauss: Eine Alpensymphonie op. 64 (2009)
CD 9
Myung-Whun Chung: Maurice Ravel: Daphnis et Chloe (2004
Colin Davis Edward Elgar: Symphonie Nr. 1 (1998)
CD 10
Christian Thielemann: Richard Wagner: Der fliegende Holländer-Ouvertüre (2013); Rienzi-Ouvertüre (2013); “Winterstürme-Konzert” aus Götterdämmerung (2021); Das Liebesmahl der Apostel (Auszüge / 2013)
475 Jahre Sächsische Staatskapelle Dresden, 100Jahre Tonaufnahmen 10 cd Profil/Hänssler PH23007