Philip Westbroek, “Werkplaats van de meester Richard, Wagners ideeën over muziekdrama’s”, een uitgave van Ijzer.

Naast componist en theatervernieuwer schreef Richard Wagner (1813-1883) talloze korte en lange teksten over muziek, kunst, religie en theater. Wagner verscheen in diverse gedaanten, als hemelbestormende revolutionair rond 1848, als artistiek adviseur van de Beierse koning in de jaren ’60, en aan het eind van zijn leven, als profeet van een spirituele wedergeboorte van de mensheid. De stappen die Wagner bij zijn missiewerk heeft doorlopen, laten een fascinerende wisselwerking zien tussen de kunstenaar en de gebeurtenissen en omstandigheden van zijn tijd, de broeiende culturele stemming gedurende de Vormärz-periode, de politieke onrust van het jaar 1848-1849, de ideologische verschuivingen van de latere 19de eeuw en de stichting van het Tweede Duitse Keizerrijk van Wilhelm I in 1871. Dit alles heeft zijn stempel gedrukt op Wagners artistieke ideeën.

De jonge Wagner schreef zijn revolutionaire geschriften in de jaren 1848 en 1849 in Dresden en in Zürich. Wagner stelt daarin de theorie dat een “nieuwe, echte kunst” (De kunst van de toekomst) alleen kan optreden als “al het oude” wordt vernietigd door middel van een revolutie. Tot deze radicale mening kwam hij nadat hij zich onder invloed van Michael Bakoenin, Gottfried Semper en August Röckel, aansloot bij de revolutionairen in Dresden en de doelstellingen van de Republikeinen zag als een kans om als gevolg van een fundamentele verandering in de politieke en sociale omstandigheden, ook het theater te hervormen. Hij streefde ernaar om het theater van ondiep entertainment te verheffen naar een meer geavanceerde en serieuze kunst. Weet dat, wanneer de Duitsers Elzas-Lotharingen innamen, ze meteen de casino’s en speelzalen verboden.

Al in zijn vroegste opstellen en recensies uit de jaren ’30 tekenden de contouren van Wagners levenswerk zich af, nl. het scheppen van een volwaardige en originele, Duitse operastijl. In de revolutionaire periode van 1848-1849 werkt hij deze nader uit in zijn geschriften. Toen Wagner koorleider en dirigent was in Würzburg, Magdeburg, Königsberg en Riga (1833-1839), begon hij over muziek te schrijven. Aanvankelijk voor het “Zeitschrift für die elegante Welt” van Johann Gottlieb Karl Spazier, en voor het “Neue Zeitschrift für Musik” van Schumann. Schrijven over muziek werd voor Wagner bittere noodzaak gedurende zijn eerste verblijf in Parijs (1839-1842). Hij schreef toen voor de “Revue et Gazette Musicale” van Maurice Schlesinger (als redacteur, de opvolger van Fétis), en voor de “Dresdner Abend-Zeitung” van Theodor Hell. Gedurende zijn jaren als Königlich-Sächsischen Kapellmeister in Dresden (1842-1849), kwamen Wagners eerste teksten over Beethoven tot stand. In het jaar 1848, waarin revoluties in de grote Europese steden uitbraken, ging hij in Dresden als radicaal democraat, de barricaden op. Toen tegen hem een arrestatiebevel werd uitgevaardigd, vluchtte hij. Hij zocht asiel in Zwitserland, waar Mathilde Wesendonck, een vurig bewonderaarster, die gehuwd was met een rijke mecenas en industrieel, hem hulp schonk. Sindsdien zouden zijn burgerlijk democratische opvattingen zich in elitaire reactionaire richting ontwikkelen.

Geen enkele andere componist heeft naast zijn composities, zoveel geschriften nagelaten als Richard Wagner. Over het geheel genomen vullen ze ongeveer tien lijvige volumes. De heroriëntering van het Festival van Bayreuth en de nieuwe inzichten en perspectieven in de werken van Richard Wagner zijn opnieuw ambitieus. Daarom is het in deze context interessant om de meester zelf te lezen, welke ideeën hij had over zijn kunst, en over kunst in het algemeen. En er is veel te lezen. Heel veel.

De jonge, 36-jarige Richard Wagner vluchtte omwille van zijn mislukte, revolutionaire activiteiten in 1849 uit Dresden naar Zwitserland. Tussen 1849 en 1851 schreef hij in Zürich belangrijk theoretisch proza. Deze essays zijn bekend onder de naam “Züricher Reformschriften”. Hij schreef er twee teksten “Theater-Reform” en de essays “Die Revolution”, “Die Kunst und die Revolution”, “Das Kunstwerk der Zukunft”, “Kunst und Klima”, “Das Judentum in der Musik” (dat hij herzag in 1869!) en ”Oper und Drama”. In “Het kunstwerk van de toekomst” en in “Opera en Drama” verduidelijkte Wagner zijn ideeën over het Totaalkunstwerk, het “Gesamtkunstwerk”. Wagner heeft het woord “Gesamtkunstwerk” aangewend om de antieke, Attische Tragedie te omschrijven. Hij heeft het woord niet uitgevonden maar overgenomen van de esoterische filosoof Karl Friedrich Eusebius Trahndorff (1782-1863), die het in zijn twee delen over de “Ästhetik oder Lehre von Weltanschauung und Kunst”, in 1827 voor het eerst gebruikte.

Het woord ‘Muziekdrama’ nam hij over van de Duitse schrijver Theodor Mundt (1808-1861) die opera als genre omschreef als “Einheit von Dichtkunst und Tonkunst”. Mundt leidde het op zijn beurt af van het “Musikalisches Drama” van de “städtischen Musikdirektor” in Magdeburg, de componist Johann Heinrich Rolle (1716-1785). Rolle’s Musikalisches Drama toonde dan weer verwantschap met de belangrijke “Reformopern” van Gluck, de “feierliche Hohepriester der musikalischen Tragödie” volgens E.Hanslick. Weet dat we met Rolle in de kern van de Oost-Pruisische, Lutherse “Aufklärung” van evangelische theologen belanden. Zij behoorden tot de kring van de dichter Johann Wilhelm Ludwig Gleim (1719-1803). Ook Richard Wagner behoorde als geboren Leipziger tot deze indrukwekkende geloofscultuur. Richard werd immers gevormd door dominee Wetzel in Possendorf (nabij Dresden) en door Christian Theodor Weinlig (1780-1824), advocaat en Thomaskantor in Leipzig. Weinlig gaf trouwens ook les aan de jonge Clara Wieck/Schumann, eveneens een geboren “Leipzigerin”. Voor een juist begrip van de zogenaamd typische Wagner-uitdrukkingen “Gesamtkunstwerk”, “Musikdrama” en “Leitmotiv”, moeten we eigenlijk terecht bij de oorspronkelijke bedenkers van die termen. Bij de “königlich preußischer Musikdirektor” Friedrich Wilhelm Jähns (1809-1888), die pas in 1873 voor het eerst sprak over “Leitmotiv”. Jähns deed dit in zijn “Verzeichnis” van het werk van Carl Maria von Weber, “Carl Maria von Weber in seinen Werken, chronologisch-thematisches Verzeichniss seiner sämtlichen Compositionen”. Verder moet U weten dat het vooral Hans Paul Freiherr von Wolzogen (1848-1938) was die in zijn tijdschrift “Bayreuther Blättern zur Verständigung über die Möglichkeiten einer deutschen Kultur”, de term “Leitmotiv” “officieel” heeft gemaakt.

Het was een aantal Wagner exegeten van het eerste uur als Carl Friedrich Glasenapp (1847-1915) (foto), Martin Gregor-Dellin (1926-1988), Carl Dahlhaus (1928-1989) en Egon Voss (1938) die in hun indrukwekkende uitgaven over Wagner, de termen wereldwijd bekend hebben gemaakt. Bv. in de “Wagner-Encyklopädie. Haupterscheinungen d. Kunst- u. Kulturgeschichte im Lichte der Anschauung Richard Wagners” van Glasenapp, bij de 21 delen (Bände) van de “Wagner-Gesamtausgabe” door Dahlhaus, de jong overleden Klaus Klöge (1951-2011) en Voss, en in “Richard Wagners Musikdramen”, “Wagners Ästhetik” en “Wagners Konzeption des musikalischen Dramas”, alle uit 1971, van Carl Dahlhaus.

Wagners nieuwe ideeën aangaande muziektheater vonden in de periode 1849-1856 ook louter literair hun treffende weerspiegeling in de allitererende, poëtische tekst van zijn tetralogie “Der Ring des Nibelungen”. Bv. “Weia! Waga! Woge, du Welle, walle zur Wiege! Wagala weia! Wallala weiala weia!” (Rijndochters in “Das Rheingold”). De tekst van zijn “Ring” schreef hij tussen 1848 en 1856, in dezelfde periode dus als zijn belangrijke geschriften. Richard Wagner had een visie. Hij had de niet te stuiten drang, misschien wel roeping, om de mensen met de hulp van kunst, een nieuwe inhoud en betekenis te willen schenken. En dit ter vervanging van religie. In die zin kan Wagner gezien worden als een kunst-Messias met sociaalrevolutionaire ambities. Zijn artikelen zijn meestal pamfletaire essays, zijn misschien moeilijk te verteren, maar, ze zijn ontzettend interessant en belangrijk. Daarenboven zijn zijn geschriften van zeer hoogstaande, literaire kwaliteit. Maar, omdat omzeggens niemand Wagners geschriften echt kent, laat staan goed kent, is dit boek van Westbroek uitermate nuttig en van een uitzonderlijk belang.

De opera’s van Richard Wagner zijn alom bekend, maar veel minder bekend zijn de ideeën die hieraan ten grondslag liggen. Dit boek biedt een handzame inleiding op de belangrijkste onderwerpen die Wagner zijn gehele leven hebben beziggehouden. Wagners ideeën worden besproken tegen de achtergrond van de verschillende fases van zijn leven en de opera’s die hij schreef: zijn ontgoocheling in Parijs, de roerige tijd in Dresden, zijn ballingschap in Zürich, verblijf in München en uiteindelijk de bekroning van zijn levenswerk in Bayreuth. In zijn veelzijdigheid is Wagner niet alleen een sleutelfiguur voor een beter begrip van de 19de eeuw, maar van de Europese cultuur als geheel.  

Het boek van Westbroek is opgebouwd uit vijf hoofdstukken, die Wagner volgen in de verschillende ontwikkelingsfasen van zijn artistieke biografie. “In ieder hoofdstuk ligt de focus op de geschriften die in de betreffende periode zijn ontstaan en ter afsluiting van ieder hoofdstuk wordt gekeken naar welke inzichten we hieraan kunnen ontlenen voor een beter begrip van zijn muziekdrama’s”, lezen we. “De primaire teksten worden steeds geïnterpreteerd vanuit de belangrijke cultuurhistorische, politieke of levensbeschouwelijke vragen die in de betreffende periode Wagners aandacht opeisen. Dit zijn achtereenvolgens de zoektocht naar de eigen vorm en zijn progressieve engagement in de jaren ’30, Wagners verblijf in Parijs van 1839-1842 en zijn revolutionaire activiteiten in Dresden in de aanloop naar de Mei-opstand van 1849 (hoofdstuk I), de grote kunstgeschriften die rond het midden van de eeuw gedurende Wagners ballingschap in Zurich ontstaan (hoofdstuk II)”. “De verwerking van de filosofie van Schopenhauer, waarmee hij in 1854 kennismaakt”, zo vervolgt Westbroek, “en de invloed hiervan op zijn omgang met koning Ludwig II van Beieren in de jaren ’60 (hoofdstuk IV) en de religieuze zoektocht van Wagner in de jaren na de eerste Festspiele in Bayreuth van 1876 tot aan zijn overlijden in Venetië in 1883 met speciale aandacht voor de betekenis van Schopenhauers ethische ideeën (hoofdstuk V). Wagners antisemitisme krijgt daarbij apart in hoofdstukken IV en V een uitvoerige bespreking”. “De werkplaats van de meester” is een must voor iedereen die zich in zijn of haar begrip en beleving van Wagners muziekdrama wil verdiepen.

Philip Westbroek houdt zich al jaren bezig met zowel het muzikaal als theoretisch werk van Richard Wagner. Hij vertaalde Wagners Prozageschriften (9 delen) (foto’s) in het Nederlands. Bij IJzer, in de vertaling van Philip Westbroek: Richard Wagners Prozageschriften I. Het kunstwerk van de toekomst II. Geschriften over kunst, politiek en religie III. Opera en drama IV. Geschriften over eigen werk V. Geschriften over muziek VI. Geschriften over theater VII. Geschriften over cultuur en maatschappij VIII. Geschriften over Parijs IX. Geschriften uit de nalatenschap en open brieven en herinneringen.

Philip Westbroek Werkplaats van de meester Richard Wagners ideeën over muziekdrama’s 313 bladz. uitg. Ijzer EAN 9789086842018