“Dolente Partita – Madonne e Maddalena”, door Pia Davilla, sopraan, en Ensemble Musica getutscht op het label Coviello Classics. Intieme sensualiteit en spiritualiteit.

De sopraan Pia Davila en het Ensemble Musica getutscht onder leiding van de luitist Bernhard Reichel, brengen met deze cd een emotionele kijk op Maria en Maria Magdalena ten tijde van de Italiaanse vroegbarok. Een sublieme compilatie van vocale werken van bekende componisten als Claudio Monteverdi en Girolamo Fescobaldi en minder bekende componisten als Domenico Mazzocchi, evenals instrumentale werken van Salomone Rossi.

Pia Davila en het ensemble Musica getutscht onder leiding van Bernhard Reichel laten hier zien horen hoe Claudio Monteverdi en zijn tijdgenoten in de context van de Contrareformatie, de moderne dramatische stijl van de wereldlijke opera overbrachten naar de religieuze muziek. Ze verklankten bijvoorbeeld het lijdensverhaal van Christus op een compleet nieuwe manier – namelijk vanuit het persoonlijk perspectief van de Maagd Maria en Maria Magdalena. Beiden betreurden het pijnlijk vertrek van Jezus, niet alleen als hun redder, maar vooral als hun zoon en geliefde. Dolente Partita – Madonne e Maddalena is een intense, emotionele reis naar de periode van de Italiaanse vroegbarok.

Tijdens de vroege middeleeuwen kwam het dogma, ‘Maria altijd Maagd’ tot stand. Het was een uitwerking van het geloof van de kerkvaders en de Vroege Kerk in de altijddurende maagdelijkheid van Maria, op basis van het geloof dat God in zijn heilsplan gewild heeft dat zijn Zoon, geboren werd uit een blijvend maagdelijke, aan God toegewijde vrouw. Tijdens de late middeleeuwen kwam de Mariaverering tot grote bloei. Er werden tal van aan Maria gewijde kerken gebouwd, er werden Mariabeelden en schilderijen gemaakt, er werden Mariahymnen/antifonen zoals Salve Regina, Alma Redemptoris Mater, Ave Regina Caelorum en Regina Coeli, gecomponeerd. Verschillende Mariagebeden, zoals het Ave Maria, kenden hun oorsprong in deze periode, en Mariafeesten werden aan de liturgie toegevoegd.

Tijdens de renaissance kwam de aan Maria gewijde kunst tot een ongekend hoogtepunt. De protestantse Reformatie in de 16de eeuw beschouwde de Maria devotie als bijgeloof en zag er een bedreiging in voor het geloof in Jezus Christus als enige Verlosser en Middelaar. In protestantse landen werd mariale en andere religieuze kunst vernietigd. De Contrareformatie waarmee de katholieke kerk op de protestantse Reformatie reageerde, bracht de Mariaverering weer tot grote bloei. Ze werd kleurrijker en gevarieerder dan ooit en veel mariologische geschriften, nieuwe processies, bedevaarten, hymnen en litanieën, en aan Maria gewijde kloosterorden, zagen het licht.

De term “Vespers” bv. uit de “Vespro della Beata Vergine” (“Vesperæ in Festis Beatæ Mariæ Virginis”) (avondgebeden) iwerd ontleend aan de uren van het goddelijk officie, een reeks dagelijkse gebeden van de katholieke kerk. Omdat de vespers het enige officie waren waarbij vanaf de vroegste tijden, meerstemmige zang was toegestaan, waren ze van groot belang voor de geschiedenis van de geestelijke muziek. De psalmen en hymnen van de vespers hebben dan ook veel componisten geïnspireerd. Devotie tot de Maagd Maria was een machtige kracht in het Venetiaans religieus leven.

Het gevoel dat de stad Venetië de bijzondere bescherming genoot van de Maagd werd versterkt toen paus Pius V (foto), paus van 1566 tot zijn overlijden in 1572, verklaarde dat de overwinning van de Venetianen op de Turken in 1571 bij de slag bij Lepanto, te danken was aan de tussenkomst van de Madonna van de Rozenkrans. De vele polyfone toonzettingen van de Litanie van de Heilige Maagd waren het gevolg van de hernieuwde golf van Mariaverering die volgde op de overwinning bij Lepanto. De slag bij Lepanto, de vroegere, Griekse havenstad Náfpaktos, aan de Golf van Korinthe, was een zeeslag tussen de christelijke Heilige Liga en het islamitisch Ottomaans Rijk over de beheersing van het oostelijk Middellands Zeegebied. Pius V voegde Thomas van Aquino toe aan de lijst van kerkleraren en was de patroon van Giovanni Pierluigi da Palestrina.

Op het programma staat werk van Salomone Rossi (1570-1630), Claudio Monteverdi (1567-1643) (foto), Giovanni Rovetta (1596-1668), Tarquinio Merula (1590-1665), Paolo Quagliati (1555-1628), Girolamo Frescobaldi (1583-1643), Giovanni Kapsberger (1580-1651) en Domenico Mazzocchi (1592-1665).

In de muziek van het einde van de 16de eeuw kwam de weergave van emoties op de voorgrond. De religieuze inhoud werd nu verteld vanuit het perspectief van de hoofdrolspelers om medeleven en begrip te genereren. In Tarquinio Merula’s “Canzonetta sopra la nanna” was Maria’s liefde voor haar kind net zo voelbaar als haar angst voor zijn naderend lot. Claudio Monteverdi transformeerde spirituele liederen uit de katholieke liturgie zoals het Salve Regina, tot een intiem gebed tot de Maagd Maria. “Het uitwerken van al deze emoties en het tonen ervan in een bijna theatrale stijl is de aantrekkingskracht van deze muziek. Dat vonden wij erg leuk”, zegt Pia Davila.

Het plaatsen van seculiere teksten in een spirituele context was een ander middel dat vroeg barokcomponisten gebruikten om Bijbelverhalen tastbaarder te maken. Het destijds zeer populair Lamento d’Arianna van Claudio Monteverdi bv., werd herschreven zodat het een Lamento della Maddalena werd. Arianna, die alleen klaagde om haar geliefde Theseus, werd al snel Maria Magdalena, die door Jezus in de steek werd gelaten. De Aria sopra la Romanesca van Paolo Quagliati (foto) is de herinterpretatie van een liefdessonnet. De sensuele verwachting van de terugkeer van de geliefde wordt het verlangen naar Jezus.

De vocale stukken worden omlijst door sinfonia’s en sonates van de Italiaans-Joodse componist Salamone Rossi, die Mechthild Karkow (barokviool), Claudius Kamp (blokfluit), Julius Lorscheider (klavecimbel & orgel) en Bernhard Reichel (theorbe) vakkundig tot leven brengen.

Salomone Rossi werd geboren in Mantua en woonde er zijn hele leven. Als jongeman verwierf hij een reputatie als getalenteerd violist en was vanaf 1587 hofmusicus in Mantua. Rossi voorzag samen met Monteverdi, Gastoldi, de Wert en Viadana, het hof van de Gonzaga’s in Mantua van muziek voor hun feesten, bruiloften, theaterproducties en kapeldiensten. Rossi stierf waarschijnlijk tijdens de invasie van de Oostenrijkse troepen die de Gonzaga’s versloegen en het joods getto verwoestten in Mantua. Zijn zus, die bekend was als Madama Europa, was een operazangeres. Net als haar broer was ook zij werkzaam aan het hof in Mantua.

De instrumentale muziek van Rossi complementeerde het werk van Monteverdi. Als voorloper van instrumentale virtuositeit kende Rossi zowel de oude contrapuntische schriftuur als de moderne concertante stijl. Zijn eerste gepubliceerd werk (uitgegeven in 1589), was een verzameling canzonetta’s, korte, dansante composities voor een vocaal trio op amoureuze teksten. Rossi componeerde ook meer ernstiger madrigalen op gedichten van de grootste dichters van zijn tijd, Guarini, Marino, Rinaldi, en Celiano. In 1600 introduceerde Rossi, in de eerste twee van zijn vijf madrigaalboeken, de vroegste continuo madrigalen met een tabulatuur voor chitarrone, een innovatie die gedeeltelijk het begin van de Barokmuziek inluidde.

Mantua had een bloeiende muziekcultuur. Componisten als Ludovico Viadana, Jacques de Wert, Giovanni Gastoldi en Claudio Monteverdi componeerden er naar de theoretische werken Ricercate, passagi et cadentie, Passaggi per potersi esercitare nel diminuire en Selva de varii passaggi van Giovanni Bassano en vader en zoon Rognoni. Giovanni Rovetta, mogelijk geboren in Venetië, was een Italiaanse componist, instrumentalist en zanger, die in de schaduw van Monteverdi werkte, van wie hij waarschijnlijk een leerling was. Net als zijn vader, Giacomo, die violist was, begon Giovanni’s carrière vanaf het einde van 1614, in de San Marco in Venetië. Daar volgde hij nl. in 1630, Alessandro Grandi op als assistent-maestro. Grandi was het slachtoffer geworden van de beruchte pestplaag. Na het overlijden van Claudio Monteverdi in 1643, werd hij benoemd tot maestro tot aan zijn overlijden in 1668. Zijn oeuvre bestond voornamelijk uit motetten, missen en psalmen met instrumenten (concertati), en drie boeken madrigalen voor verschillende bezettingen.

Girolamo Frescobaldi uit Ferrara, studeerde bij Luzzaschi en vestigde zich in 1604 in Rome. Hij werd in 1608 benoemd als organist van de Sint-Pieter in Rome, nadat hij in 1607-1608 de Zuidelijke Nederlanden en in het bijzonder Brussel en Antwerpen had bezocht. Van 1628 tot 1633 was hij organist aan het hof van Ferdinand II van Toscane, waarna hij naar zijn oude post in Rome terugkeerde. Zijn bekendste werk is Fiori Musicali (1635), een verzameling van korte grotendeels liturgisch-geaarde orgelcomposities voor bij het opdragen van de Mis. Johann Sebastian Bach bezat een zelf-overgeschreven exemplaar van deze verzameling. Verder componeerde Frescobaldi ricercari, canzoni, toccata’s, voor orgel en klavecimbel, vierstemmige instrumentale fantasieën, madrigalen, motetten en twee missen voor twee vierstemmige koren met basso continuo.

De invloed van Frescobaldi op de ontwikkeling van de klaviermuziek was zeer groot. Dit gebeurde door middel van de uitgaven ervan die onder zijn eigen toezicht tot stand kwamen, alsook door de trek van overwegend jonge musici naar hem toe die bij hem gestudeerd hebben. De belangrijkste van hen was de Oostenrijkse musicus en componist Johann Jakob Froberger die het in Wenen, de hoofdstad van het Habsburgs-Oostenrijkse keizerrijk, zou brengen tot organist van de keizerlijke hofkapel aldaar. Invloed van Frobergers klavierkunst was vooral in het werk van Händel hoorbaar, maar Froberger had ook invloed op Buxtehude, Böhm, Pachelbel, Bach tot aan Mozart en Ludwig van Beethoven.

De Venetiaan, Johann(es) Hieronymus Kapsberger (Giovanni Girolamo Kapsberger) was een Duits-Italiaans theorbist, luitist en componist uit de late 16e eeuw en vroege 17e eeuw. Hij was voornamelijk in Italië werkzaam (Venetië, na 1610 in Rome). Zijn nalatenschap bestaat uit zeker een twintigtal boeken met onder andere luit- chitarrone-, gitaartabulaturen, liederen, sinfonia’s, madrigalen en aria’s.

Domenico Mazzocchi (1592-1665) was een Italiaanse barokcomponist van enkel vocale muziek. Hij was advocaat, studeerde muziek bij Giovanni Maria Nanino (of Nanini) in Rome, en componeerde muziek voor de pausen, met name voor kardinaal Maffeo Barberini, de latere paus Urbanus VIII en Giovanni Battista Pamphili, de latere paus Innocentius X. Zijn jongere broer, Virgilio, had een vergelijkbare carrière als componist voor het Vaticaan. Domenico Mazzocchi componeerde de opera’s “La catena d’Adone” (1626) en “L’innocenza difesa” (1641), oratoria, o.a. “David” en “Maddalena”, motetten en Dialoghi e sonetti. In 1638, componeerde hij 14 “Madrigali a cinque voci”, madrigalen met basso continuo, vergelijkbaar met de late madrigalen van Monteverdi. Deze bevatten de eerste notaties, uitgelegd in het voorwoord, van de muzikale dynamische tekens < ‘crescendo’, > ‘decrescendo’, p(iano), f(orte) en tr(illo). Domenico Mazzocchi droeg met deze 14 madrigalen bij tot de evolutie van de seconda prattica in de lijn van Caccini en in navolging van Claudio Monteverdi. Als tekstdichters koos hij Pier Francesco Paoli,, Giovan Battista Marino, Giovanni Ciampoli, Torquato Tasso, Ottavio Transarelli, Alessandro Adimari, Rovelli en Francesco Balducci.

De in Berlijn geboren sopraan Pia Davila studeerde als jonge student klassieke gitaar aan het Julius Stern Instituut van de Berlijnse Hogeschool voor de Kunsten, tot ze na haar middelbare school besloot zang te gaan studeren. Vervolgens studeerde zij bij Prof. Jörn Dopfer in Hamburg, waar zij in maart 2018 haar concertexamen cum laude afrondde. Ze voltooide haar opleiding in Hamburg bij prof. Burkhard Kehring. Daarnaast volgde zij masterclasses bij onder meer Christiane Oelze, Ulla Groenewold, Prof. Eric Schneider, Margreet Honig, Deborah York, Brigitte Fassbaender, Thomas Hampson (Heidelberg Lente), Christine Wolff, Norman Shetler en Peter Gülke (Heidelberg Lente).

Pia Davila is een veelzijdige zangeres. Naast het altijd hoog gewaardeerde klassieke concertrepertoire promoot ze graag nieuwe vormen van muziektheater, premières, nieuwe muziek en nieuwe ideeën. Pia Davila is sinds juli 2017 beursstudent van de Claussen-Simon Foundation. Ze werd eerder ondersteund door de Oscar en Vera Ritter Foundation. In april 2016 was ze ook beursstudent van de Heidelberg Spring Song Academy onder leiding van Thomas Hampson. Ze is ook beursstudent van de Gotthard Schierse Foundation en de International Opera Academy in Schloss Rheinsberg. In juni 2017 ontving hij de derde prijs op het internationale Bachconcours “cantate Bach!” in Greifswald. Ze werd ook geëerd op het PodiumJungerGesangssolisten 2017 in Maagdenburg. In 2018 ontving ze de eerste prijs op de Internationale Gebrüder Graun Competitie en de Speciale Prijs van het Cultureel Festival.

Het ensemble “Musica getutscht” biedt niet alleen zelden uitgevoerd repertoire in historisch geïnformeerde interpretaties, maar presenteert het ook in een spannende kunsthistorische, politieke en filosofische context. “Musica getutscht”, opgericht in 2020 in Bremen, werkt regelmatig samen met gerenommeerde topsolisten onder de artistieke leiding van de  luitist Bernhard Reichel. Met zijn onderhoudende, vermakelijke en toch musicologisch verantwoorde programma’s kan het ensemble al terugkijken op een groot aantal concerten. Daartoe behoren optredens in de Elbphilharmonie, de serie “Alte Musik live” in het Muziekinstrumentenmuseum van Berlijn, de “Tage Alter Musik Medingen”, “Alte Musik im Schloss” in Linz/Oostenrijk, de “Uckermärkische Musikwochen” en optredens in Berlijn, Hamburg en München.

Dolente Partita Madonne e Maddalena Works by Monteverdi and his contemporaries Pia Davila Ensemble Musica getutscht Bernhard Reichel cd Coviello Classics COV92310