“Scarlatti & Dvořák, Stabat Mater” door La Tempête o.l.v. Simon-Pierre Bestion, op het label Alpha.

Simon-Pierre Bestion heeft ervoor gekozen om twee Stabat Maters te spiegelen die meer dan 150 jaar uit elkaar liggen. “In deze twee werken voel ik dezelfde tonale taal, dezelfde uitdrukking van verdriet” zegt de oprichter van La Tempête… “Ik heb besloten om de orkestratie van Scarlatti te ‘vergroten’ en die van Dvořák te ‘verminderen’, zodat ze elkaar kunnen ontmoeten. Aan het Stabat Mater van Scarlatti heb ik strijkerspartijen toegevoegd, soms met een verdubbeling van de zanglijnen, colla parte, zoals vaak werd gedaan in die periode: dit voegt een extra timbre toe aan de stem. Voor het Stabat Mater van Dvořák heb ik de originele pianopartij getranscribeerd in de minimale orkestrale dimensie, dat wil zeggen, voor strijkers. Hierdoor ontstaat een gemeenschappelijke klankwereld tussen de twee werken – ik zou zelfs zeggen dat ze dezelfde soort lyriek gemeen hebben, waarbij de klankkleuren van piano, orgel en theorbe extra opvallen”.

Het religieus, middeleeuws gedicht met de beginwoorden ‘Stabat Mater’, inspireerde verschillende componisten. Maar zo bekend de versie van Pergolesi is, zo onbekend is deze van Antonín Dvořák. Misschien en hopelijk zal deze opname daar verandering in brengen. In de late middeleeuwen was Stabat Mater een na het Alleluia of Tractus gezongen sequens die als hymne in de katholieke liturgie gezongen werd op de dag van het ‘Feest van de Zeven Smarten van Maria’. Het Concilie van Trente (1543-1563) besloot echter het Stabat Mater uit de liturgie te verwijderen omdat niet Bijbelse teksten als profaan werden beschouwd. In 1727 werd het weliswaar opnieuw, en dit door toedoen van Paus Benedictus XIII, een misgezang van het feest van Onze-Lieve-Vrouw van Smarten en kreeg het zijn plaats als onderdeel van de “Veertien statiën van de Kruisgang” tijdens de lijdensweek voor Pasen.

Het Stabat Mater van Domenico Scarlatti (Stabat Mater a dieci voci e basso continuo) is een werk voor koor geschreven voor 10 stemmen, 4 sopraanstemmen, 2 alten, 2 tenoren en 2 bassen, begeleid door een basso continuo op het orgel. Wanneer dit Stabat Mater precies werd gecomponeerd weten we niet: we hebben geen spoor of beschrijving van de uitvoering ervan, en de handtekeningpartituur is verloren gegaan. Het Stabat Mater zou zijn gecomponeerd tussen 1714 en 1719, toen Scarlatti kapelmeester was van de Cappella Giulia, een mannenkoor van de Sint-Pietersbasiliek in Rome. Deze compositie is het beroemdste en meest uitgevoerde, religieuze werk van Domenico Scarlatti. Het Stabat Mater, gecomponeerd toen hij dertig jaar oud was, is zijn eerste opmerkelijke werk en een meesterwerk in zijn genre.

Van 1714 tot 1719 was Domenico Scarlatti in dienst van het Vaticaan in Rome als kapelmeester van de Cappella Giulia van de Sint-Pietersbasiliek in Rome, een functie die voorheen met name door Palestrina werd bekleed. Hij componeerde bij deze gelegenheid een groot aantal religieuze muziek en algemeen wordt aangenomen dat het Stabat Mater in deze periode, rond 1715, werd gecomponeerd. Maar we weten dat Scarlatti later in Lissabon en Madrid een religieuze productie hield en dit werk zou ook bij deze gelegenheid gecomponeerd kunnen zijn. De ongebruikelijke aard van het werk, door zijn afmetingen, omvang en complexiteit, doet ons echter geloven dat het werd geproduceerd voor de Sint-Pietersbasiliek en zijn ervaren koren.

Het ontbreken van deze partituur in de bibliotheek van het Vaticaan betekent niet noodzakelijkerwijs dat het Stabat niet voor de Cappella Giulia is gecomponeerd. De werken die voor de kapel zijn gecomponeerd, bleven vaak eigendom van de componist en Scarlatti had zijn partituren heel goed naar Lissabon kunnen brengen, waar ze bij de aardbeving van 1755 hadden kunnen verdwijnen of vervolgens naar Spanje, waar ze verloren zouden zijn gegaan. Aan de andere kant vinden we in de Vaticaanse bibliotheek twee Miserere’s van de hand van Scarlatti, het enige van zijn werken waarvoor we manuscripten hebben.

Het werk is voor tien stemmen: vier sopraanstemmen (castrati in Scarlatti’s tijd), en twee stemmen voor elk van de alt- , tenor- en bassecties, begeleid door een eenvoudige continuo op het orgel. In tegenstelling tot de traditie van de Venetiaanse of Italiaanse meerkorige stijl zijn het niet twee koren met vijf stemmen, maar tien onafhankelijke stemmen die op een volledig polyfone manier worden gebruikt, op gevarieerde wijze, zelden alle tien de stemmen tegelijk, maar in verschillende combinaties van vocale texturen. De vier sopraanstemmen zijn gelijk, zonder hiërarchie, op een evenwichtige manier gebruikt.

De stijl van het werk was niet representatief voor die uit de 18e eeuw, maar doet eerder denken aan de stile antico uit de 16e eeuw. Deze traditionele en verfijnde stijl was vereist door het Vaticaan, voor wie de muziek vroomheid moest aanmoedigen en te allen tijde de begrijpelijkheid van de tekst moest respecteren. Scarlatti nam weliswaar vrijheden met deze stijl, de tien stemmen worden zelden gelijktijdig gebruikt, in tegenstelling tot het strikt contrapunt van de antico stijl en de bijzonder opmerkelijke rijkdom en harmonische diversiteit zouden te gewaagd zijn geweest in de oren van de 16e eeuw, evenals het veelvuldig gebruik van ternair ritme, typisch voor de barok.

Het Stabat Mater op. 58 voor soli, koor en orkest, van Antonín Dvořák (1841-1904), eigenlijk een religieuze cantate, werd geschetst in 1876 en in 1877 voltooid. Dvořák droeg zijn werk op aan František Hušpauer, “als herinnering (souvenir) aan de vriend van zijn jonge dagen” maar stelde de orkestratie uit als gevolg van andere verplichtingen. Hij nam de compositie opnieuw ter hand in 1877 toen zijn twee jonge kinderen binnen een korte tijd van elkaar overleden. De definitieve versie werd tussen begin oktober en 13 november 1877 in Praag gecomponeerd. Stabat Mater was het eerste werk van Dvořák op een religieus thema.

Hij verdeelde de tekst van de orkestversie in tien afzonderlijke delen. Dvořák zette niet alle verzen van de hymne op muziek en koos een ensemble van vier solisten, een koor en een piano. Deze originele versie uit het voorjaar van 1876, met zijn structuur van zeven bewegingen, is geen fragment-, ontwerp of pianoreductie, maar een onafhankelijk en op zichzelf staand werk. In de herfst van 1877, toen hij de ontbrekende vier verzen componeerde en zijn “Stabat mater” orkestreerde voor een groot orkest, creëerde hij effectief een nieuw en ander werk.

Ruim drie jaar bleef dit meesterwerk echter in de lade liggen. De première was op 23 december 1880 op één van de concerten van de ‘Jednota umělců hudebních’ (Componistenvereniging) in Praag. De uitvoerders waren het opera ensemble van de ‘Česke prozatímní divadlo’ (Tsjechisch Voorlopig Theater) o.l.v. Adolf Čech en de solisten waren Eleanora Ehrenbergů, Betty Fibich en Antonín Vávra. Leoš Janáček voerde het werk vervolgens anderhalf jaar later uit in Brünn (het huidige Brno). Gustav Mahler nam bewust of onbewust het thema van het tweede deel over in ‘Der Abschied’, het zesde en laatste deel van ‘Das Lied von der Erde’.

De eerste versie met piano componeerde Dvorák vlak nadat zijn dochter Josefa in 1875, slechts twee dagen oud, overleed. Deze versie bestond maar uit zeven delen. Aan de georkestreerde versie begon Dvorák na de andere twee tragische gebeurtenissen. In 1877 sloeg het noodlot nl. opnieuw toe. De bijna elf maanden oude Ruzena dronk van een fles met een fosforoplossing die gebruikt werd voor het maken van lucifers en stierf op 13 augustus. Nog geen maand later, op Dvořáks zesendertigste verjaardag nog wel, 8 september, stierf de oudste, de drie en een half jarige Otakar aan de waterpokken. Met de dood van hun derde kind waren vader en moeder Dvořák kinderloos en de wanhoop nabij. Het huis vol herinneringen aan de kinderen was akelig stil geworden. De Dvořáks konden er niet verder leven. In dat huis waren hun drie kinderen gestorven. Ze verhuisden naar Zitna ulice nr. 10 waar ze een woning aan de achterzijde betrokken. Drie jaar later kwam een woning aan de straatkant vrij waar Dvořák vanaf die tijd tot aan zijn overlijden gewoond heeft. Ze kregen nog zes kinderen.

Zodra het werk aan de “Symfonické variace z písně „Já jsem huslař“ (Symfonische Variaties) af was, nam hij in 1877 de schets van zijn Stabat Mater ter hand die hij anderhalf jaar geleden opgeborgen had. Vol tragische inspiratie voltooide hij het ‘eerste oratorium van de moderne Tsjechische muziek’ als een vaal belicht doch machtig fresco, waarin fluisterende, gebroken smart afwisselde met het uitschreeuwen van afgrijzen.

Simon-Pierre Bestion (1988) volgde een opleiding aan het Conservatoire de Nantes waar hij een orgelprijs won in de klas van Michel Bourcier, evenals een prijs voor zijn muzikale opleiding. Tegelijkertijd studeerde hij klavecimbel bij Laure Morabito en Frédéric Michel, en breidde hij zijn vaardigheden als masterclass toetsenist uit bij Jan-Willem Jansen, Francis Jacob, Benjamin Alard, Martin Gester en Aline Zylberach. In 2006, was hij finalist van de internationale orgelwedstrijd in Bethune. Zijn smaak voor compositie en hedendaagse muziek bracht hem ertoe de vocale polyfonie en de rijkdom van koorwerk te ontdekken. Daarna volgde hij een opleiding tot koordirigent bij Valérie Fayet, aan het Conservatoire de Nantes en zong onder haar leiding in het koor van het Orchestre National des Pays de la Loire.

Daarna trad hij toe tot de klas van Nicole Corti aan het Conservatoire Supérieur de Lyon, en werd sterk beïnvloed door het waardevolle advies van dirigenten als Régine Théodoresco, Roland Hayrabédian, Geoffroy Jourdain, Joël Suhubiette, Dieter Kurz en Timo Nuoranne. Tijdens zijn opleiding werd hij ook sterk beïnvloed door zijn ontmoetingen met Bruno Messina in etnomusicologie en muziekcultuur, Claire Levacher in dirigeren, Dominique Moaty in zang en Thomas Lacôte (harmonie en compositie). Zijn passie voor oude muziek en dirigeren bracht hem ertoe in 2007 het kamermuziekensemble Europa Barocca op te richten met de gambist Julie Dessaint. Hij voltooide deze instrumentale falanx met de oprichting van het koor Luce del Canto, een vocaal ensemble bestaande uit jonge semiprofessionele zangers. Voortbouwend op hun aanvankelijk succes, kwamen deze twee formaties in 2015 samen en werden ze La Tempête. Gezien het naast elkaar plaatsen van muziek in verschillende stijlen en uit verschillende perioden, heeft Simon-Pierre Bestion zich inmiddels met zijn ensemble “La Tempête”, op de hedendaagse muziekscene gevestigd als één van de meest creatieve vertolkers.

Scarlatti Dvořák Stabat Mater La Tempête Simon-Pierre Bestion cd Alpha ALPHA1054