Nick Cave, Sean O’Hagan, “Geloof, hoop en ravage”, uitgegeven door Kokboekencentrum. Een aanrader!

 

“Geloof, hoop en ravage” is een weerslag van gesprekken van popzanger Nick Cave met zijn vriend, de journalist Sean O’Hagan. In dit boek onthult Nick Cave zijn diepe emoties. Het verkent existentiële vragen over geloof, kunst, muziek, vrijheid, verdriet en liefde en stapt zonder terughoudendheid Cave’s levensreis in. Van zijn vroege jeugd tot het heden, met inbegrip van zijn liefdes, zijn onwankelbare arbeidsethos en zijn opmerkelijke metamorfose in recente jaren. Van heroïneverslaving tot het uiteenvallen van bands: de singer-songwriter vertelt over zijn verleden en de pijn van het verlies door de dood van zijn 15-jarige zoon, Arthur in 2015.

Op 14 juli 2015 kwam zijn zoon Arthur om het leven na een val van een klif. Dit gebeurde tijdens de opnames van het album Skeleton Tree. De tragische gevolgen voor Cave, zijn familie en zijn werk zijn gedocumenteerd in de documentaire One More Time with Feeling en in het boek Faith, Hope and Carnage, een bundel gesprekken met de Ierse muziekjournalist Sean O’Hagan. Het album Ghosteen uit 2019 werd geschreven en opgenomen na de gebeurtenissen en behandelt de thematiek en het verwerkingsproces. In mei 2022 overleed ook zijn zoon, Jethro.

Nick Cave (1957) speelt al ruim veertig jaar muziek en is vooral bekend als songwriter en leadzanger van Nick Cave en The Bad Seeds, wiens album uit 2019, “Ghosteen”, alom werd ontvangen als hun beste werk ooit. Cave’s oeuvre omvat ook een breder scala aan media en uitdrukkingsvormen, waaronder het componeren van filmmuziek, keramische sculpturen en het schrijven van romans. De afgelopen jaren hebben Cave via zijn Red Hand Files-website en ‘Conversation with’-live-evenementen diepere en directere relaties met zijn fans ontdekt. 

Faith, Hope and Carnage is een uitgebreid gesprek tussen Nick Cave en Observer-journalist Seán O’Hagan, die elkaar al dertig jaar kennen. Het boek is samengesteld uit ruim veertig uur aan intieme opnames. Het is een diep doordachte verkenning, in Cave’s eigen woorden, van wat zijn leven en creativiteit werkelijk drijft. Faith, Hope en Carnage, zijn in wezen de transcripties van verschillende lange gesprekken tussen Cave en O’Hagan die in de zomer van 2020 begonnen. De vijftien hoofdstukken bestrijken veel terrein – van aardewerk uit Staffordshire tot het al dan niet bestaan van God. Het boek functioneert vaak als de memoires waarvan de omslag uitdrukkelijk aankondigt dat dit niet het geval is, en roept levendige, geestige herinneringen op aan Cave’s jeugd, zijn jaren als heroïneverslaafde (hij herinnert zich een huisgenoot in de afkickkliniek die zichzelf obsessief besproeide met Lynx-deodorant “alsof dat zou helpen”) en de vaak brandbare relaties binnen zijn band, de Bad Seeds.

Hoewel Cave fascinerende dingen te zeggen heeft over het creatieve proces, de sociale media en de ‘wakkere’ cultuur (hij denkt dat de laatste ‘een onbewuste wens zou kunnen weerspiegelen om terug te keren naar een niet-seculiere samenleving’ waar ‘autocratische ideeën over deugd en zonde in de wereld zijn gekomen’), zijn de meest opvallende delen van het boek de delen die over verdriet gaan. Hij praat ongelooflijk welsprekend over de fysieke manifestaties ervan – “Ik voelde het letterlijk door mijn lichaam stromen en uit de toppen van mijn vingers barsten … een soort vernietiging van het zelf – een innerlijk geschreeuw” – en de blijvende “transformatieve” effecten ervan: “ Na verloop van tijd keer je terug naar de wereld met een soort kennis die iets te maken heeft met onze kwetsbaarheid als deelnemers aan dit menselijke drama”.

Hij is open over de impact ervan, zowel op zijn werk als op zijn persoonlijkheid, en is vastberaden in de overtuiging dat hij door er publiekelijk over te praten – “een manier te bedenken om over mijn eigen catastrofe te spreken en mijn eigen verdriet te verwoorden” – niet alleen zichzelf maar ook anderen kan helpen. Het alternatief, zegt hij, is om “stil te blijven, gevangen in (je) eigen geheime gedachten … met als enige vorm van gezelschap de doden zelf”. “Faith, Hope and Carnage” werd vertaald door Daan Savert.

Sean O’Hagan groeide op in Armagh, Noord-Ierland, tijdens “The Troubles”, en heeft over die ervaring geschreven. Als student studeerde hij Engels in Londen. Hij begon zijn mediacarrière als schrijver voor NME, The Face en Arena, en raakte tijdens deze periode geïnteresseerd in fotografie. Sinds 2013 is hij een van de zes reguliere ‘kunst- en design’-critici voor de website van The Guardian, en de enige fotografiecriticus. O’Hagan is een nominator voor de Prix Pictet Award in fotografie en duurzaamheid. In maart 2003 ontving O’Hagan de British Press Award 2002 voor Interviewer of the Year. In 2011 was O’Hagan de enige ontvanger van de J. Dudley Johnston Award van de Royal Photographic Society “voor grote prestaties op het gebied van fotografische kritiek”. O’Hagan heeft de afgelopen veertig jaar veel grote artiesten, schrijvers en muzikanten geïnterviewd. Momenteel werkt hij als speelfilmschrijver voor The Observer en is hij fotografiecriticus voor The Guardian.

Nick Cave, Sean O’Hagan Geloof, hoop en ravage 320 bladz. Uitg. Kokboekencentrum ISBN 9789043540520