Lion Feuchtwanger (1884-1958), biografie.

De Duits/joodse schrijver Lion Feuchtwanger (1884-1958) was zo ongeveer de hoofdfiguur van de “Exilliteratuur”. Dat hij ook de beste contacten had met de groten der Toonkunst is veel minder bekend. Een nieuwe biografie maakt dat  duidelijk.

Niet alles was rozengeur en maneschijn

Tussen 1933 en 1939 verbleven in veel grootsteden Duits-joodse “exilauteurs”. Ze verbleven in Parijs, Amsterdam, Stockholm, Zürich, Praag, Moskou en Mexico, vooraleer ze koers zetten naar Californië of New York. Velen maakten een stop aan de Azurenkust, aan de Belgische kust (Oostende, Bredene, De Haan) of verbleven tijdelijk in andere badplaatsen en kuuroorden. Anderen verging het slechter. Ernst Toller, Walter Hasenclever, Walter Benjamin, Kurt Tucholsky, Stefan Zweig en Klaus Mann pleegden na hun gedwongen emigratie zelfmoord.

Tot zij die het overleefden en al dan niet in meer of mindere mate in een comfortabele toestand leefden, behoorden enkele van de belangrijkste schrijvers van hun tijd: Bertolt Brecht, Hermann Broch, Ernst Bloch, Alfred Döblin, Lion Feuchtwanger, Bruno Frank, A. M. Frey, Oskar Maria Graf, Heinrich Eduard Jacob, Hermann Kesten, Annette Kolb, Siegfried Kracauer, Emil Ludwig, Heinrich, Klaus en Thomas Mann, Ludwig Marcuse, Robert Neumann, Erich Maria Remarque, Ludwig Renn, Joseph Roth, Irmgard Keun, Alice Rühle-Gerstel, Otto Rühle, Felix Salten, Adam Scharrer, Alice Schwarz-Gardos, Anna Seghers, B. Traven, Franz Werfel, Bodo Uhse, Balder en Rudolf Olden, Max Brod en Arnold Zweig.

Hoewel het enige breeddenkende empathie vraagt om, gezien de paradijselijke locaties waar ze woonden en waar de emigrantenliteratuur werd geschreven, die auteurs en kunstenaars niet eerder te benijden dan wel te beklagen,  geeft elke biografie over de betreffende kunstenaars wel een idee dat niet alles rozengeur en maneschijn was in de paradijselijke oorden waar ze hun toevlucht zochten.

Hoewel. Velen onder hen woonden in de periode die volgde op 1933 in navolging van D.H. Lawrence in Bandol, in Le Lavandou of Sanary-sur-Mer (Provence-Alpes-Côte d’Azur). Lion Feuchtwanger woonde er sedert 1933. Na drie jaar in het luxueus, residentiële Berlijn/Grunewald en een korte tijd in het Hotel ‘La Reserve’ in Bandol, woonden ze eerst in de chique  wijk ‘Beaucours’ in Sanary, in de Villa ‘Lazare’ , die voor hen bewoond werd door de schilderes Lou Albert-Lasard uit het Reichsland Elsaß-Lothringen, een vriendin/oud lief  van Rilke en goeie bekende van onze eigenste Michel Seuphor. Vervolgens woonden ze in de Villa Valmer in Sanary, niet te verwarren met de magistrale villa van dezelfde naam aan de Corniche Kennedy in Marseille. In Sanary-sur-Mer, het ‘Paradies wider Willen’,  troffen de intellectuelen zich in de café’s ‘Nautique’  en ‘Marine’. De stad was de hoofdstad geworden van de Duitse literatuur, het ‘Weimar an der Rivier’.

Feuchtwanger Memorial Library

Na een gevangenschap in het ‘Camp des Milles’ nabij  d’Aix-en-Provence, slaagde Feuchtwanger er in vanuit Marseille, als vrouw verkleed!, via Spanje en Portugal,  te ontkomen naar de USA. Van 1943 tot zijn dood woonde hij in de luxueuze Villa Aurora, Pacific Palisades in Los Angeles/Californië, aangekocht met de opbrengst van zijn Zeitroman ‘Die Brüder Lautensack’. Na zijn dood legeerde zijn ooit beeldschone vrouw Martha (Löffler) de villa naar het voorbeeld van de Villa Massimo in Rome, aan de University of Southern California. Vandaag bevindt zich daar, ingericht met steun van de Duitse Staat ter culturele uitwisseling tussen Duitsland en de VS, de indrukwekkende ‘Feuchtwanger Memorial Library’. Martha en Lion kan u gaan groeten op het adembenemend, immer zonovergoten ‘Woodlawn Cemetery’ in Santa Monica.

Indrukwekkende contacten

Over het wel en wee van de enigmatische  schrijver van ‘Jud Süss’ heeft Andreas Heusler (°1960) een boeiende biografie geschreven. Lion Feuchtwanger, die ondanks het nazisme bleef spreken over het “Duitsland van Bach, Beethoven, Goethe en Schiller”, onderhield tijdens zijn leven indrukwekkende contacten. Dit kende zijn gelijke niet. Hoewel Thomas Mann hem op dat vlak eventueel evenaarde, had Feuchtwanger als niemand anders contact met heel vooraanstaande musici en componisten. Heusler vertelt daarover in zijn boek. In de roman ‘Exil’ uit 1939 is het hoofdpersonage trouwens een componist nl. Sepp Trautwein, net als Feuchtwanger zelf, overigens afkomstig uit München.

Daar had Lion Feuchtwanger reeds intens contact met musici zoals met de mooie, gevierde Silezisch/joodse coloratuur sopraan Irene Abendroth. Hij woonde ooit aan de Mahlerstrasse en in een andere periode woonde hij aan de Burgstrasse in München, recht tegenover het huis waar Mozart grote delen van zijn ‘Idomeneo’ had gecomponeerd. Uiteraard was hij een fervent Wagneriaan. Hij had het oeuvre van Wagner leren kennen dank zij de Literatuurhistoricus Franz Muncker, zijn ‘Doktorvater’ van zijn Heine Dissertatie aan de Münchense universiteit. Op bladz. 111 lezen we overigens een treffende anekdote over een veel te dikke Kundry in een bedenkelijke opvoering van ‘Parsifal’ in Monte Carlo in het Wagnerjaar 1913. Feuchtwanger recenseerde die opvoering voor het ‘Berliner Tageblatt’. Tijdens die opvoering hoorde men er nl. het “Rien ne va plus” van de croupiers… Opera en casino in één gebouw, komt ervan, hé?

Feuchtwanger  was bevriend met Arnold Schönberg, Bruno Walter, Arthur Rubinstein, Erich Wolfgang Korngold, Kurt Weill, Hanns Eisler, Charles Laughton, Charlie Chaplin en was een vertrouweling van Anna Mahler, jawel, dochter van. In het boek lezen we ook over zijn contacten met Maurice Maeterlinck en dat hij in het ‘Centre de Rassemblement des Etrangers’ in Toulon gevangen zat met Wilhelm Ulmer, een gevierd operazanger en een legendarische ‘Siegmund’ (vooral met Helena Forti als ‘Sieglinde’) in Bayreuth!

‘Geschwister Oppermann’

Bijzonder interessant is ook dat Andreas Heusler vertelt over zijn contact met de telg uit de roemrijke, Rotterdamse redersfamilie, de steenrijke musicoloog  Anthony van Hoboken en vooral over het contact van Lion met zijn vrouw, de danseres en schrijfster Eva Hommel, bekend als ‘Eva Boy’, de dochter van de kunstschilder Conrad Hommel, die met Lion het bed deelde. Eva werd door Lion vereeuwigd in het personage van ‘Sybil Rauch’ in zijn roman ‘Geschwister Oppermann’. Gustav Oppermann was dan weer het Alter Ego van Lion zelf. In het echt werd haar tante Mimi de moeder van… Albert Speer.

Zo ziet u maar onder welke omstandigheden van Hoboken één van de indrukwekkendste catalogi aller tijden heeft samen gesteld, nl. deze van het integraal oeuvre van… Joseph Haydn (Hob. enz.), ‘J. Haydn, Thematisch-bibliographisches Werkverzeichnis’. Anthony was eerst gehuwd met de actrice Annemarie Seidel die hem na tien jaar bedankte en voor Peter Suhrkamp koos, jawel, de stichter van de legendarische uitgeverij. Anthony viel dan voor Eva.  Zo erg moet het nu ook allemaal weer niet geweest zijn want onze Anthony ging in ’38 in het huis van Wilhelm Furtwängler wonen in St. Moritz, en werd… 96 jaar oud. Die “fesche Eva” werd 82.

Dit boek geeft een treffend beeld van de persoon en het werk van één van Europa’s belangrijkste schrijvers uit de 20ste eeuw. Het biedt  een bijzonder interessant, vlot lezend, vertellend beeld van München, Berlijn, de exiloorden, New York en Los Angeles,  ten tijde van de meest duistere periode  van ’s mensen wil en handelen. Een prachtboek. Zeker lezen. Warm aanbevolen!

Andreas Heusler werd in 1960 geboren in Calw. Hij studeerde geschiedenis en politieke wetenschappen in München en Tübingen en sinds 1994 is hij hoofd van  Geschiedenis en Joodse Geschiedenis van het Münchens Satdsarchief. In 2008 publiceerde hij  „Das Braune Haus. Wie München zur ‚Hauptstadt der Bewegung‘ wurde“.

Andreas Heusler  Lion Feuchtwanger Münchner – Emigrant – Weltbürger Duits Uitg. Residenz Verlag 364 bladz. ISBN 9783701732975