Wagners “Geschriften over Parijs”, uitgegeven door Ijzer/epo. Niet te missen!

Dit deel van de uitgave van Wagners geschriften is een bundeling van de artikelen die de jonge Wagner schreef gedurende zijn verblijf in Parijs (1839-1842). Dit achtste deel in de reeks introduceert Wagner als fictieschrijver.

Schrijven over muziek werd voor Wagner bittere noodzaak gedurende zijn eerste verblijf in Parijs (1839-1842). Hij schreef toen voor de Revue et Gazette Musicale van Maurice Schlesinger (als redacteur opvolger van Fétis), en voor de Dresdner Abend-Zeitung van Theodor Hell.

In dit deel van de serie Richard Wagner Proza geschriften, zijn de artikelen gebundeld, die de jonge Wagner gedurende zijn verblijf in Parijs (1839-1842) heeft geschreven. Wagner presenteert zich hierin als schrijver van fictie in de stijl van E.T.A. Hoffmann en als kunstcriticus, analist en recensent voor diverse Franse en Duitse tijdschriften. We krijgen een unieke inkijk in het rijke culturele leven van de Franse hoofdstad tussen de revoluties van 1830 en 1848, waar de internationale voorhoede van progressief Europa zich ophield. In deze cruciale periode legt Wagners teleurgestelde hoop op succes in de hoofdstad van de muziek de basis voor zijn latere kunsttheorie. In Parijs neemt zijn eigenzinnige ontwikkeling haar aanvang.

Dit deel bevat “Een Duitse musicus in Parijs”. zes novellen en opstellen (1840-1841), o.a. “Een pelgrimstocht naar Beethoven”, “Een einde in Parijs”, “Een gelukkige avond”, “Over het Duitse muziekwezen”, “De kunstenaar en het openbaar leven”. Het eerste gedeelte van dit boek bestaat uit een zestal artikelen, die Wagner in het Frans publiceerde in de ‘Revue et gazette musicale’, een blad dat door de Duitse uitgever Moritz (Maurice) Schlesinger in Parijs werd uitgegeven. Wagner voert in enkele van deze opstellen een alter ego ten tonele, dat als ambitieuze jonge kunstenaar naar het mondaine Parijs komt en daar in eenzaamheid en volledig mislukt aan zijn einde komt. Wagner presenteert zichzelf als de uitgever van diens nagelaten geschriften, die uiteraard de weergave zijn van zijn eigen ideeën.

De eerste tekst is een verhaal over een denkbeeldige reis van een jonge componist R. naar Wenen om een ontmoeting te hebben met R.’s grote idool en voorbeeld: Beethoven. Na talloze tegenslagen, met name belichaamd door een opdringerige Engelsman, wordt het doel van de reis bereikt en ontvouwt Beethoven in eigen persoon een paar kernpunten van Wagners eigen kunsttheorie. R. Vergaat het uiteindelijk evenwel slecht: jaren later sterft hij aan tuberculose in Parijs, zonde zijn grote dromen over succes waar te hebben kunnen maken. Het derde verhaal is een fictief tweegesprek tussen Wagner, als uitgever van de teksten van R., en R. zelf over de muziek van Mozart en Beethoven. De drie afsluitende teksten van het eerste gedeelte van dit boek zijn meer kritisch-theoretische geschriften, zoals deze zijn aangetroffen in de nalatenschap van R., over verschillende onderwerpen: de essentie van de Duitse muziek in tegenstelling tot de Franse; het Parijse concertleven met zijn cultus van de vocale en instrumentale virtuozen; en de positie van de kunstenaar in de samenleving.

Het tweede gedeelte van dit boek wordt gevormd door een reeks berichten, die Wagner in de hoedanigheid van correspondent voor twee Duitse bladen schreef: het tijdschrift ‘Europa’, dat in Stuttgart werd uitgegeven, en de Dresdense ‘Abendzeitung’. In deze teksten, “Parijs’ amusement” (1841), “Parijse fataliteiten voor Duitsers” (1841) en “Parijse berichten voor de Dresdense ‘Abendzeitung’” (1841), informeert Wagner zijn landgenoten in periodieke afleveringen over het Parijse culturele leven van het jaar 1841. Sprak Wagner in een van de bovengenoemde artikelen nog over de noodzaak dat de Duitse en Franse cultuur hun krachten bundelen, in deze berichten neemt Wagner duidelijk meer afstand van het Franse culturele leven.

Zijn toon wordt spottend en ironisch, hij benadrukt vooral het amusementskarakter van de muziek- en theatercultuur, de vluchtigheid en zelfs oppervlakkigheid van het sociale leven. In de stijl van Heine (foto) geeft Wagner een overzicht van het theaterseizoen, de programma’s, premières, successen, fiasco’s en vooral ook de roddels uit het culturele leven. Wagners ‘provinciale’ achterland krijgt een gepeperd doorkijkje in het wel en wee van de magische metropool.

Tot slot wordt het derde gedeelte van dit boek gevormd door een aantal losse artikelen over verschillende muzikale onderwerpen, o.a. een nieuwe orkestratie van Pergolesi’s ‘Stabat Mater’, ‘Sabat Mater’ van Pergolesi, gearrangeerd voor groot orkest met koren door Aleksej Lvov, lid van de Academies van Bologna en Sint-Petersburg (1840), een praktijk die in de 18de en 19de eeuw veelvuldig voorkwam. Wagner schrijft tevens nog aparte artikelen over de twee operaproducties die de grootste indruk op hem hebben gemaakt: de eerste Franse uitvoering van ‘Der Freischütz’ en een nieuwe opera van Jacques-Fromental Halévy, ‘La reine de Chypre’. De laatste twee teksten zijn herinneringen uit latere jaren aan twee figuren, die een centrale rol hadden gespeeld in het Parijse cultuurleven: Gioacchino Rossini en Daniel Auber. Uit het Duits en Frans vertaald, ingeleid en geannoteerd door Philip Westbroek.

Richard Wagner Geschriften over Parijs 400 bladz. UItg. Ijzer/epo ISBN 9789086841615