Subtiele “Claroscuro”, door Capella de Ministrers o.l.v. Carles Magraner, op het label Capella de Ministrers/CdM.

Het programma van deze cd is opgebouwd rond Spaanse muziek van 1500 tot 1650, van de renaissance tot de barok, met een mix van componisten en liedboeken met betrekking tot Miguel de Cervantes (1547-1616) en zijn ironisch clair-obscur.

De kunst bloeide in het Spanje van de 16de – en 17de eeuw. El Greco en Rodríguez de Silva y Velázquez, de hofschilder van Filips IV, en Miguel de Cervantes, gevierd als nationaal dichter, waren al beroemd tijdens hun leven. Hun tijd werd bekend als de gouden eeuw van de Spaanse geschiedenis. Die eeuw heeft ook heel veel prachtige muziek voortgebracht. Het waren in de eerste plaats Spaanse instrumentalisten en componisten, die gezien het feit dat bv. de groothertog van Alba (Diego Ortiz (foto) was als gambist aan zijn hof verbonden), onderkoning van Napels was, de plaatselijk Italiaanse instrumentalisten beïnvloedden.
Er zijn veel verwijzingen in het werk van Cervantes (foto) (en niet alleen in Don Quichot) naar muziek, muzikale gebruiken en dans in het Spanje van de 16de – en het begin van de 17de  eeuw. Zijn oeuvre is een echt compendium van muzikale elementen die theatrale actie intensiveren, dramatische scènes verbinden of een beeld schetsen van personages, van wie velen muzikanten zijn, net als Don Quichot zelf. “Weet je, Sancho, dat alle of bijna alle ridders dolend in vervlogen tijden grote troubadors en geweldige muzikanten waren? Deze twee vaardigheden, of liever, geschenken, worden geassocieerd met dolende geliefden.”In veel van Cervantes’ werken wordt verwezen naar balladen, liederen en dansen. Ballades van Moraina en Baldovinos of liederen en voorbereidende dansen, pavanes, galliardes, canarios, folias of spagnolettas worden allemaal genoemd in Don Quichot, ‘The Great Sultana’, ‘The Widowed Pimp’ en ‘The Illustrious Washerwoman’. Sommige daarvan onthullen expliciet de kennis van muziek van de auteur, een muziek van voor zijn tijd die nog steeds leefde in de oren van zijn generatie, zoals de stukken die Valderrábano verzamelde in zijn ‘Silva de Serenas’ (1547) of de ballade van Gayferos, die op muziek werd gezet in de ‘Cancionero de Palacio’, een compilatie van muziek van verschillende componisten die eind 15e eeuw werd samengesteld aan het hof van de katholieke vorsten, Ferdinand en Isabella. Vihuela’s en gitaren maken deel uit van het repertoire van instrumenten die het meest worden bespeeld door de personages van Cervantes. Het waren weliswaar niet de enige. Er wordt verwezen naar een hele reeks muziekinstrumenten en de menselijke stem.Er zijn zeer weinig muzikale verwijzingen in deel één van ‘Don Quichot’ in vergelijking met deel twee, waar er een veelvoud aan toespelingen is op de klank van instrumenten, dansen, liederen, oude balladen en de schoonheid van de menselijke stem. Op verschillende momenten in het verhaal van Cervantes worden de meeste muziekinstrumenten van die tijd (zowel rustieke als hoofse) genoemd, van instrumenten die verbonden zijn met de pastorale wereld, tot instrumenten die aan het hof werden bespeeld. Veel van de personages in ‘Don Quichot’ zingen of bespelen muziekinstrumenten, te beginnen met de dolende ridder zelf die met raspende stem, maar met begeleiding van een vihuela (foto) zingt, of om een luit vraagt om Altisidora te troosten, die op haar beurt harp speelt en de ballade ‘Oh, tú que estás en tu lecho’ zingt!’ voor Don Quixote. De geitenhoeder zingt tijdens het spelen van zijn rebec bij de begrafenis van Crisóstomo. De muilezeldrijver zingt ‘in harmonie en met zo’n goede stem’, liederen worden gezongen in paleiszalen en op bergtoppen. Als gevolg kan Don Quixote beschouwd worden als een van de meest muzikale boeken in de geschiedenis van de Spaanse literatuur.Naast anonieme composities staat er op de cd werk van Lucas Ruiz De Ribayaz (1626-1677), Gabriel Mena (1500-1528), Michael Praetorius (1571-1621), Jose Marin (1619-1699), Gabriel Bataille (1575-1630), Luys de Narvaez (1500-1555), Gaspar Sanz (1640-1710), Henry le Bailly (1590-1637), Magistro Rofino (15de eeuw), Giovanni Stefani (17de eeuw), Diego Ortiz (1510-1558), Matteo Romero (ca.1575-1647), Juan Aranés (15??-ca.1649) en Alonso Mudarra (1510-1580).Gabriel Mena was een Spaanse dichter, componist, musicus en zanger. Hij was cantor van de kapel van Fernando el Católico (foto) tot het overlijden van de koning in 1516. Luis de Narváez maakte deel uit van het Huis van comendador mayor, Francisco de los Cobos, aan wie hij zijn belangrijkste werk opdroeg, de “Delphin de música para vihuela”, en in wiens dienst hij was tot het overlijden van de comendador in 1547. Luis de Narváez kwam daarna als componist in dienst van koning Karel I van Spanje en in 1558, van prins Filips, de latere koning Filips II van Spanje (foto).De omstreden Spaanse harpist, gitarist en componist, José Marín, trad in 1644 als tenor toe tot het koninklijk klooster van La Encarnación (foto) in Madrid. Hij was een priester en voorzanger van de capilla real, maar zijn carrière werd gekenmerkt door schandalen en moord. Hij werd veroordeeld tot gevangenisstraf, maar ontsnapte. Marin stond bekend om zijn seculiere liederen, tonos humanos.De Spaanse harpist en componist voor luit en gitaar, Lucas Ruiz de Ribayaz y Fonseca, vergezelde in 1667, de nieuwe Spaanse onderkoning Pedro Antonio Fernández de Castro Andrade y Portugal, op zijn reis naar Peru, maar keerde na enige tijd naar Madrid terug voor de publicatie van een belangrijke handleiding voor harp en gitaar, “Luz, y norte musical, para caminar por las cifras de la guitarra españióla, y arpa” (Madrid, 1677). Deze publicatie met Spaanse, Italiaanse en Mexicaanse dansen met variaties (diferancias), werd onderschreven door niemand minder dan Cristóbal Galán (ca. 1630-1684), maestro de capilla van het klooster van Las Descalzas Reales (foto).Luis de Narváez, die zich vooral aan de vocale polyfonie en aan muziek voor vihuela wijdde, was de auteur van “Los seys libros del Delphin de música de cifra para tañer vihuela”, gepubliceerd in Valladolid in 1538, een verzameling instrumentale fantasía’s naar Italiaans model, romances, villancico’s en reeksen diferencias (instrumentale variaties op liederen), zoals de Diferencias sobre “Guárdame las vacas”, die enkele van de eerste variaties in de muziekgeschiedenis bevat. Het werk bevat polyfone akkoorden en fantasia’s die dicht bij de stijl van de Nederlandse polyfonisten aanleunden en op gregoriaanse zang en Spaanse romances waren gebaseerd. Het werk bevat ook de eerste transcripties voor vihuela van polyfone liederen, zoals de transcriptie van het vierstemmig “Mille regretz”, ook bekend als “La Canción del Emperador”, van Josquin Desprez,  en het lied “Paseavase el rey Moro” met begeleiding van vihuela.Een naam die vaak wordt geassocieerd met de erfenis van de Spaanse barokgitaar is deze van de Aragónese priester, musicus en componist, Gaspar Sanz, de persoonlijke gitaarleraar van Don Juan, de buitenechtelijke zoon van Filips IV van Spanje, die in 1674, een verhandeling en een verzameling gitaarcomposities, “Instrucción de música sobre La Guitarra Española”, publiceerde. De naam Sanz werd bekend toen Joaquín Rodrigo (1901-1999), in 1954, zijn Canarios citeerde in de “Fantasía para gentilhombre”. Zijn Folías, één van de meest geciteerde van alle Spaanse variatievormen, is een beknopt en voortreffelijk voorbeeld van deze gerespecteerde dans, en het is belangrijk op te merken dat er talloze exemplaren van zijn werken zijn gevonden in de Nieuwe Wereld. Er was ook een rechtstreekse verbinding tussen Gaspar Sanz en Italië. Tijdens zijn studie voor het priesterschap in Rome, kreeg Sanz nl. gitaarles van de luitspeler en componist, Lelio Colista, en orgel les van Giacomo Carissimi.Alonso Mudarra (foto), een vernieuwer van de instrumentale en de vocale muziek, was naast Luys de Milán, Enríquez de Valderrábano, Esteban Daza, Diego Pisador, Miguel de Fuenllana en Luis de Narváez, één van de zeven Spaanse vihuelista’s uit de 16de eeuw. Hij werd in Guadalajara in Castilië-La Mancha opgevoed, bij de hertogen van de Infantado, Diego Hurtado de Mendoza en Iñigo López, in wier dienst hij vele jaren bleef en bevond zich waarschijnlijk, samen met de vierde hertog van de Infantado Iñigo López, in 1529, in Italië aan het hof van koning Karel I van Spanje. Zijn priesterwijding vond in 1546 plaats in de kathedraal van Sevilla, waar hij de rest van zijn leven bleef en waar hij vaak samen met Francisco Guerrero, het muziekleven leidde.Mathieu Rosmarin was een Zuid-Nederlands componist die in 1594, de Spaanse naam Mateo Romero aannam. Nadat hij koorknaap was geweest aan het hof in Madrid, werd Rosemarin/Romero in 1598, koninklijke dirigent aan het Spaanse hof van Filips II en Filips III. Hij behield deze functie tot in 1634. In 1609 werd hij tot priester gewijd en was hij de persoonlijke kapelaan van Philippe III, secretaris van de Orde van het Gulden Vlies en aalmoezenier van de Portugese koning, Johan IV. Romero (“El Maestro Capitán”), was een van de meest gerespecteerde componisten van zijn tijd, die een belangrijke rol speelde bij de introductie in Spanje van de nieuwe, Italiaanse stile moderno of Seconda pratica, het startpunt van monodie met basso continuo.“Capella de Ministrers” is een ensemble voor oude muziek, opgericht in 1987 in Valencia door de gambist, Carles Magraner. Het belangrijkste van het ensemble is hun focus op de restauratie van de Valenciaanse muziekcultuur en het herstel van het Valenciaans muzikaal erfgoed. Hun producties volgen historisch onderzoek dat o.a. resulteert in de uitgave van boeken met cd’s, zoals het boek “Muziek en Poëzie voor Ausiàs March”, gewijd aan de 15de -eeuwse dichter van Valencia. Carles Magraner (foto), geboren in Almussafes (provincie Valencia), studeerde cello en musicologie aan het Carcaixent, Conservatorio Superior de Valencia en aan de Conservatoria van Toulouse en Amsterdam (viola de arco). Hij is professor cello en viola da gamba. De uitvoerders op deze cd zijn Delia Agúndez, sopraan, Carles Magraner, gamba, Sara Águeda, arpa de dos órdenes, Robert Cases, barokgitaar en theorbe.

Tracklist:

Lucas Ruyz de Ribayaz: Pabanas

Gabriel Mena: De la dulce mi enemiga

Anonymous: Vuestros ojos tienen d’amor no se que

Lucas Ruyz de Ribayaz: Paradetas

Michael Praetorius: SpagnolettaAnonymous: Passava Amor su arco desarmado

Anonymous: De tu vista celoso – Seguidillas en eco

Jose Marin: No piense menguilla

Anonymous: Romance del Rey Don Rodrigo: Rónpase la sepolturaJose Marin: Ojos, pues me desdenáis

Juan Aranés: Un sarao de la Chacona ¡A la vida bona!

Antonio de Ribera: Romance de Cardenio: Por unos puertos arriva

Gabriel Bataillé: El baxel está en la playaLuys de Narvaez: Diferencias sobre Guárdame las Vacas

Alonso Mudarra: Claros y frescos ríos

Gaspar Sanz: Pavanas al aire espanol

Gaspar Sanz: Paradetas (Gaspar Sanz)Henry du Bailly: Yo soy la locura (Passacalle, la folia)

Magistro Rofino: Un cavalier di Spagna

Anonymous: Amante confuso

Diego Ortiz: Romanescas

Mateo Romero: Romerico Florido – FolíaClaroscuro Capella de Ministrers Carles Magraner cd Capella de Ministrers CDM2151

https://www.stretto.be/2018/08/30/arrels-entre-la-tradicio-i-el-patrimoni-door-capella-de-ministrers-o-l-v-carles-magraner-uitzonderlijk/

https://www.stretto.be/2020/04/20/cristobal-de-morales-super-lamentaciones-door-capella-de-ministrers-op-hun-eigen-label-cdm-magistraal/

https://www.stretto.be/2021/01/26/germanies-door-capella-de-ministrers-o-l-v-carles-magraner-op-het-eigen-label-cdm-meesterlijk/

https://www.stretto.be/2021/04/12/alfonso-el-sabio-cantigas-de-santa-maria-door-capella-de-ministrers-o-l-v-carles-magraner-op-het-label-licanus-indrukwekkend/