Saint-Saëns, “La Princesse jaune”, door Judith van Wanroij en Mathias Vidal, en het Orchestre National du Capitole de Toulouse o.l.v. Leo Hussain. Een nieuwe uitgave, boek + cd, van BruZane.

Tussen 1864 en 1920 componeerde Camille Saint-Saëns (1835-1921), 13 opera’s. Zijn opera, “La Princesse jaune”, op. 30, een opéra comique in één akte, op een Frans libretto van Louis Gallet, ging op 12 juni 1872 in première in de Opéra-Comique in Parijs. Zoals veel Franse kunstenaars in die tijd, werd Saint-Saëns toen beïnvloed door het “Japonisme”. Hij deed beroep op de publieke smaak door een verhaal te kiezen over een Japanse prinses, hoewel het verhaal zich in Nederland afspeelt.Halverwege de 19de eeuw was Europa in de ban van Japan. Toen Japan, onder druk van de VSA, op 31 maart 1854, zijn grenzen openstelde na twee eeuwen van splendid isolation, geraakte de Westerse kunstwereld in de ban van de Japanse kunst. Het woord “japonisme” werd in 1872, geïntroduceerd door de Franse kunstcriticus en verzamelaar, Philippe Burty (1830-1890). Burty was al Japanse kunst beginnen verzamelen in de jaren 1860. De Franse etser, Félix Bracquemond (1833-1914) bv., ontdekte bij toeval een kopie van het schetsboek “Hokusai Manga”, van de Japanse houtsnedekunstenaar, Hokusai, in het atelier van zijn drukker. Ze waren gebruikt geweest als verpakking van porselein… Hij was zeer enthousiast over deze tekeningen en toonde het aan zijn vrienden in de kunstwereld. Zijn vriend, James McNeill Whistler, stelde zijn schilderij, “La Princesse du Pays de la Porcelaine”, tentoon in het Parijs Salon van 1865. De echte doorbraak kwam toen Japan zijn nagenoeg onbekende kunst toonde op de Wereldtentoonstelling van 1862 in Londen, en in 1867 in Parijs. Japanse kunst en gebruiksvoorwerpen, zoals kimono’s, waaiers, parasols, gelakte voorwerpen en kamerschermen, werden een rage bij het Europees publiek (foto). Deze curiositeiten werden aangeboden door kunsthandelaars, zoals door de legendarische Siegfried Bing in Parijs, dikwijls samen met voorwerpen uit China (chinoiserie). Bing gaf zelfs tussen mei 1888 en april 1891, een tijdschrift, “Le Japon artistique” uit. Met het verhandelen van Japanse kunst, had Bing een grote invloed op de kunstenaars in Frankrijk in de 19de eeuw. Pierre Bonnard, Gauguin en Henri de Toulouse-Lautrec, werden sterk door de beeldtaal van Japanse prenten en houtsneden (Ukiyo-e) beïnvloed, maar ook Vincent van Gogh, onder invloed van zijn vriend, de schilder, Emile Bernard (1868-1941).“La princesse jaune” werd opgedragen aan Marie-Joseph-Frédéric Villot (foto), curator (conservateur de la peinture) van het Louvre. “Japan was in de mode, we spraken over niets anders dan Japan, het was een rage en we kwamen op het idee om een Japanse opera te maken”, schrijft Saint-Saëns over het ontstaan van “La Princesse jaune”. Het was 1871 en Saint-Saëns was ongeduldig om zijn eerste opera, “Le Timbre d’argent”, opgevoerd te zien in de Opéra-Comique. De directeur van het theater, Camille du Locle (1832-1903), stelde echter in de plaats daarvan, een eenakter voor. In die naoorlogse periode (Frans-Duitse Oorlog), maakten kleine opvoeringen het nl. mogelijk om met weinig kosten, bij te dragen aan de heropbloei van het Parijs cultureel leven. Camille du Locle bracht Saint-Saëns in contact met Louis Gallet, en uit deze eerste samenwerking, die meerdere keren zou worden herhaald, ontstond “La Princesse jaune”.“La princesse jaune”, een opéra-comique met subtiele, Japanse klanken, bestaat uit een ouverture gevolgd door zes nummers (3 aria’s en 3 duo’s), afgewisseld met dialogen en een Mélodrame. Saint-Saëns zou de solo-aria’s en de duetten later definiëren als “van de beste dingen die ik ooit voor het theater heb gedaan”. Een paar jaar eerder had hij echter erkend dat “die onschuldige kleine opera met de grootste vijandigheid werd begroet”. Een paar dagen voor de première, debuteerde ook Bizets eenakter, “Djamileh”.Het verhaal volgt Kornélis (Mathias Vidal), een student die gefascineerd is door alles wat Japans is, en zijn nicht, Léna (Judith van Wanroij), die verliefd is op hem. Kornélis is echter geobsedeerd door het portret van Ming, een Japans meisje. In een fantastische droom veroorzaakt door opium, wordt Kornélis naar Japan getransporteerd. Aanvankelijk in de ban van Ming, komt hij uiteindelijk tot het besef dat hij feitelijk verliefd is op Léna.De muziek van “La Princesse jaune”, wordt gekenmerkt door een lichte en levendige kwaliteit, die pentatonische harmonie gebruikt om een ‘oosterse’ klank op te roepen. Hoewel “La princesse jaune”, de tweede opera was die Saint-Saëns componeerde, was het zijn eerste opera, die op het podium werd gebracht. Bij de première in 1872, werd “La Princesse jaune”, samen met “Le passant” op een libretto van François Coppée, van Emile Paladilhe (1844-1926) en “Djamileh”, naar “Namouna” van Alfred de Musset, van Bizet, gegroepeerd als een reeks eenakters. De avond was echter een complete flop en muziekcritici stonden vijandig tegenover alle drie opera’s. De Opéra-Comique gaf dat seizoen nog vier opvoeringen van “La Princesse jaune” voor ze de opera van de affiche haalden.Op de cd wordt “La princesse jaune”, gevolgd door Saint-Saëns’ 6 bijzonder mooie “Mélodies Persanes” op. 26 (1870), op teksten uit “Nuits persanes” van Armand Renaud (1836-1895). “La Brise”, “La Splendeur du vide”, “Le Solitaire”, “Sabre en main”, “Au cimetière” en “Tournoiement, Songe d’opium”, worden gezongen door Anaïs Constans en Axelle Fanyo (sopranen), Philippe Estèphe en Jérôme Boutillier (baritons), Éléonore Pancrazi (mezzosopraan) en Artavazd Sargsyan (tenor). In het bijbehorend boek van de Bru Zane uitgave, leest u de teksten (in het Engels en in het Frans), “In the shadow of Samson” (Alexandre Dratwicki), “La Princesse jaune: orientalism and artificial paradises” (Vincent Giroud), “The misfortunes of La Princesse jaune” (Stéphane Leteuré), en “The evening of the premiere” van de Franse componist, Wagneriaan en muziekcriticus, Ernest Reyer (1823-1909). Lees voor de gelegenheid ook het boek, “Quarante ans de musique” (1909) (foto), van Ernest Reyer.De Engelse dirigent, Leo Hussain (°1978), studeerde aan St John’s College, Cambridge en de Royal Academy of Music en werd de muziekdirecteur van de Newbury Choral Society. In het seizoen 2015/2016, maakte hij zijn debuut in het Royal Opera House. Na vijf jaar directeurschap van het Landestheater Salzburg, was hij van 2014 tot 2017,dirigent van het Orchestre de l’Opéra de Rouen Normandie.

Mathias Vidal (© Romain Alcaraz)

Judith van Wanroij (© Edoland)

Léo Hussain en Alexandre Dratwicki (artistiek directeur van Palazzetto Bru Zane) (© Romain Alcaraz)Camille Saint-Saëns La Princesse jaune Judith van Wanroij Mathias Vidal Orchestre National du Capitole de Toulouse Leo Hussain cd + boek “Opéra français” | Bru Zane Volume 29 BZ 1045

https://www.stretto.be/2020/08/02/saint-saens-opera-le-timbre-dargent-o-l-v-francois-xavier-roth-een-niet-te-missen-nieuwe-uitgave-van-palazzetto-bru-zane/

https://www.stretto.be/2018/10/29/acanio-opera-van-saint-saens-vanuit-geneve-op-het-label-b-records-een-hele-ontdekking/

https://www.stretto.be/2017/10/01/proserpine-een-opera-van-camille-saint-saens-uitgegeven-door-palazetto-bru-zane/