“The Many loves of Antonin Dvořák”, op het label Supraphon. Antonín Dvořák op zijn mooist, een perfecte, authentieke bloemlezing!

Ter gelegenheid van de 180ste verjaardag van Antonín Dvořáks geboorte, heeft het prestigieus label Supraphon, een speciale box van 3 cd’s uitgebracht. Het presenteert een brede selectie van kamer-, orkest- en vocale werken van de Tsjechisch-Boheemse componist en bevat opnames gemaakt door uitstekende, Tsjechische musici in de tweede helft van de 20ste eeuw, die in menig opzicht, nog steeds voorbeeldig en ongeëvenaard zijn.Na 10 jaar altviool te hebben gespeeld in het orkest van het Nationaal Theater van Praag, en na het componeren van zijn eerste ambitieuze werken in 1865, nam Antonin Dvořák in 1871, ontslag bij het orkest om zich te wijden aan compositie. Hij leefde van privélessen en had een baan als kerkorganist. Door de eerste lokale successen en het begin van zijn bekendheid, kreeg hij gedurende vijf jaar een beurs van de Oostenrijks-Hongaarse staat (Brahms was lid van de jury), waarmee hij zijn Vijfde symfonie, verschillende kamermuziekwerken en de van Duitse en Slavische romantiek doordrongen Serenade kon componeren. Het was een gelukkige periode in zijn leven. Op 33-jarige leeftijd trouwde hij in 1875 met zijn pianoleerlinge, Anna Čermáková en de eerste van hun negen kinderen werd geboren. 1875 was een vruchtbaar jaar voor Dvořák. Hij componeerde zijn symfonie nr. 5, een 2de strijkkwintet en een 1ste pianotrio, de opera “Vanda” en de Moravische duetten. Dvořák zou zijn vijfdelige Serenade in slechts 12 dagen hebben gecomponeerd. Het stuk ging in december 1876 in Praag in première door Adolf Čech en de gecombineerde orkesten van Tsjechische en Duitse theaters en het werd in 1877 gepubliceerd als arrangement voor pianoduet in Praag. De partituur werd twee jaar later gedrukt in Berlijn.Zijn Stabat Mater op. 58 voor soli, koor en orkest, eigenlijk een religieuze cantate, schetste hij in 1876 en werd in 1877 voltooid. Dvořák droeg zijn werk op aan zijn jeugdvriend, František Hušpauer, “als herinnering (souvenir) aan de vriend van zijn jonge dagen”, maar stelde de orkestratie uit als gevolg van andere verplichtingen. Hij nam de compositie opnieuw ter hand in 1877, toen zijn twee jonge kinderen binnen een korte tijd van elkaar overleden. De definitieve versie werd tussen begin oktober en 13 november 1877 in Praag gecomponeerd. Stabat Mater was het eerste werk van Dvořák op een religieus thema. Hij verdeelde de tekst van de orkestversie in tien afzonderlijke delen. Ruim drie jaar bleef dit meesterwerk echter in de lade liggen. De première was op 23 december 1880 op één van de concerten van de ‘Jednota umělců hudebních’ (Componistenvereniging) in Praag. De uitvoerders waren het opera ensemble van de ‘Česke prozatímní divadlo’ (Tsjechische Voorlopig Theater) o.l.v. Adolf Čech. Leoš Janáček voerde het werk vervolgens anderhalf jaar later uit in Brünn (het huidige Brno) en Gustav Mahler nam bewust of onbewust, het thema van het tweede deel Quis est homo – Andante sostenuto over in ‘Der Abschied’, het 6de en laatste deel van ‘Das Lied von der Erde’!De eerste versie met piano componeerde Dvorák vlak nadat zijn dochter Josefa, in 1875, slechts twee dagen oud, overleed. Deze versie bestond maar uit zeven delen. Aan de georkestreerde versie begon Dvorák na de andere twee tragische gebeurtenissen. Twee jaar later, sloeg het noodlot nl. opnieuw vreselijk toe. De bijna 11 maanden oude Ruzena, dronk van een fles met een fosforoplossing, die gebruikt werd voor het maken van lucifers en overleed op 13 augustus. Nog geen maand later, op Dvořáks zesendertigste verjaardag nog wel, 8 september, stierf de oudste, de drie en een half jarige Otakar aan de waterpokken. Met de dood van hun derde kind waren vader en moeder Dvořák kinderloos en de wanhoop nabij. Het huis vol herinneringen aan de kinderen was akelig stil geworden. De Dvořáks konden er niet verder leven. In dat huis waren hun drie kinderen gestorven! Ze verhuisden naar Zitna ulice nr. 10 waar ze een woning aan de achterzijde betrokken. Drie jaar later kwam een woning aan de straatkant vrij, waar Dvořák vanaf die tijd tot aan zijn overlijden, gewoond heeft. Ze kregen nog zes kinderen.Zodra het werk aan de “Symfonické variace z písně „Já jsem huslař“ (Symfonische Variaties) af was, nam hij de schets van zijn Stabat Mater ter hand die hij anderhalf jaar geleden opgeborgen had. Vol tragische inspiratie, voltooide hij het ‘eerste oratorium van de moderne Tsjechische muziek’ als een vaal belicht doch machtig fresco, waarin fluisterende, gebroken smart, afwisselde met het uitschreeuwen van afgrijzen…Het succes van Antonín Dvorák in Europa tijdens de jaren 1880, leidde tot uitnodigingen voor een bezoek aan Engeland en de opdracht van zijn groots oratorium, Sint Ludmila, voor het Leeds Festival. Het vertelde het ontroerend en turbulent verhaal van Ludmila’s bekering tot het christendom, een belangrijke gebeurtenis in de Boheemse geschiedenis die ertoe leidde dat zij Bohemens patroonheilige werd. Dvořák was onder de indruk van het hoog niveau van de Engelse orkesten en koren, vooral van hun uitvoeringen van oratoria. Aan de andere kant werd hij ook geïnspireerd door zijn eigen religiositeit. Hij componeerde nl. veel werken op christelijke religieuze teksten, evenals een Hussieten Ouverture, een “protestant” instrumentaal werk. Chronologisch volgde Saint Ludmila (Svatá Ludmila) op zijn zevende Symfonie, voltooid in maart 1885, en beide werken werden beïnvloed door de historische gebeurtenissen van die tijd. Het jaar 1884 was nl. rusteloos voor de Tsjechen. Ze organiseerden demonstraties en patriottische manifestaties van solidariteit in de strijd voor vrijheid. De Oostenrijkse politie had het zingen van Tsjechische liederen verboden en de sociale situatie was gespannen.

                                              (foto/tekening, Lennart Dutrieue)

Dvořák wendde zich in die tijd tot typische Tsjechische en Slavische thema’s om de nationale beweging te ondersteunen, hoewel hij werd benaderd door zijn Duitse uitgever Simrock, om af te stappen van het idee van patriottische thema’s en in plaats daarvan, werken te schrijven, gebaseerd op wereldberoemde, literaire werken. Maar, Dvořák weigerde. In een van zijn brieven aan Simrock schreef hij: “… een kunstenaar heeft ook een land waarvoor hij een vast geloof en een vurig hart moet hebben.” Het werk kreeg dus eerder een nationaal, patriottisch dan wel een religieus karakter, wat vooral te horen is in de koorscènes.Antonín Dvořáks beroemd ‘Dumky’ Trio, (het laatste van zijn 4 pianotrio’s), werd genoemd naar een genre van Slavische volksliederen, die doorgaans werden uitgevoerd door fascinerende, blind, ronddolende minstrelen, die zichzelf begeleidden op de kobza of bandura (een twaalfsnarige luit). Dvořák, wiens vader, een beenhouwer en herbergier…,  de citer bespeelde, verdiepte zich in deze muziek, en vertaalde op creatieve wijze de inhoud ervan in zijn eigen muziek. Het Trio ging in 1891 in première en als reactie op de extatische ontvangst, besloot Dvořák het uit te voeren tijdens zijn grote afscheidstournee voor hij in 1892, naar de Verenigde Staten vertrok. Hij componeerde zijn geniaal Celloconcerto tussen 1894 en 1895, toen hij les gaf aan het net opgericht Conservatorium van New York. Hanuš Wihan, de cellist van het Boheems Strijkkwartet, had hem al een tijdje gevraagd om een concerto voor zijn instrument te willen componeren, maar Dvořák was terughoudend. Er was tot dan toe een reden voor Dvořáks restrictie, aangezien het componeren voor cello en orkest, toen nog als een moeilijke combinatie werd beschouwd. De impuls kwam nadat hij in 1894, de wereldpremière van het tweede Celloconcerto van zijn collega aan het conservatorium, de Ierse cellist en componist Victor Herbert (1859-1924), meemaakte, waar hij erg onder de indruk van was.

Toen Dvořák met Wihan toerde, realiseerde hij zich dat er niet echt een significant solo stuk was voor cello. Dus componeerde hij zelf een werk voor piano en cello, met name om de capaciteiten van Wihan te laten horen. Behalve het Rondo in sol klein op. 94, waren alle andere composities, arrangementen van muziek die hij oorspronkelijk voor andere instrumenten componeerde. “From the Bohemian Forest, Silent Woods” (“Waldesruhe”) bv. was oorspronkelijk voor pianoduet gecomponeerd. Dvořák componeerde zijn pianoduet, “Uit het Boheemse Woud”, in 1883-1884. Tien jaar later transcribeerde hij de vijfde beweging van die cyclus voor cello en piano, opnieuw voor zijn vriend en cellist, Hanuš Wihan. Dit arrangement, bedoeld voor zijn afscheidsconcert voor hij naar Amerika vertrok, werd populair. Daarom maakte Dvořák (een jaar later) een nieuw arrangement voor cello en orkest met extra kleur en spanning. Deze onthulde volop de mogelijkheden van de cello als een mooi en veelzijdig melodie instrument. Dvořák componeerde zijn Strijkkwintet in Es, op. 97, B. 180, tijdens de zomer die hij doorbracht in Spillville in Iowa. De compositie voor strijkkwartet met een tweede altviool, werd voltooid in iets meer dan een maand, onmiddellijk nadat hij zijn American String Quartet (nr. 12) op. 96 had voltooid. Net als het Kwartet bevatte ook het Kwintet, Dvořáks fijn Boheems idioom vanuit Amerikaanse inspiraties. Het kwintet werd in januari 1894, samen met de tweede uitvoering van zijn “Amerikaans Kwartet”, in première gespeeld door het bekend Kneisel Quartet (foto) in New York.Aan de magistrale muziek van Dvořák wordt hier hulde gebracht door gerenommeerde dirigenten van de Tsjechische Filharmonie (o.a. Talich, Ančerl, Neumann, Bělohlávek, Sawallisch, Mackerras), instrumentalisten (o.a Rostropovich, May, Suk en Panenka), zangers (o.a. Soukupová, Beňačková, Urbanová, Blachut, Novák), koordirigenten (o.a. Jan en Pavel Kühn), en het Praags, Dvořák-, Smetana- en Panocha-Kwartet. Het repertoire van de box werd samengesteld door Patrick Lambert (foto), een voormalig muziekredacteur en BBC Radio 3 producer, en een groot liefhebber en vooral kenner van Tsjechische muziek, die zich concentreerde op de thema’s waarmee Antonín Dvořák een sterke, gepassioneerde band en affiniteit had, de natie en zijn thuisland, de Slavische ziel, natuur, God en religie, familie en humor. Naast algemeen bekende werken (maar in minder bekende opnames), bevat de box tal van prachtige Dvořák-stukken, die niet vaak worden uitgevoerd, waaronder de cycli In Nature’s Realm (V přírodě, koncertní ouvertura), Love Songs (Písně milostné), de Serenade voor Blaasinstrumenten, en scènes uit zijn opera’s “Dimitrij”, naar het drama, “Dimitr Ivanovic”, van Ferdinand Bretislav Mikovec (1826-1862), en “De Jacobijn”, op een libretto van Marie Červinková-Riegrová (1854-1895), die haar libretto overigens eerst aanbood aan de Tsjechische operacomponist, Karel Richard Šebor (1843-1903). Een magnifieke 3 cd box voor als u wil kennis maken met en genieten van, de enorme diversiteit, ontroerende lyriek en immense, emotionele diepgang van Dvořáks magistrale muziek. Niet te missen!

Inhoud:

CD 1

Slavonic Dances, Series II., Op. 72

Srbské kolo – Presto

Mazur – Allegretto grazioso

Moravian Duets, Op. 32

Parting Without Sorrow

Sad of Heart

Moravian Duets, Op. 38

Greeting from Afar

String Quartet No. 2 in D major

Allegro energico

Mazurkas, Op. 56, B.111

Allegro non troppo

Dimitrij. Grand Opera in Four Acts, Op. 64

Act 2, Scene 4: O my protector!

Dumky. Piano trio, Op. 90

Poco adagio

Czech Suite D major Op. 39 B 93

Romanza. Andante con moto

Czech suite in D major, Op. 39 (Selection)

Finale (Furiant)

String Quintet in G major, Op. 77 (Op. 18)

Poco andante

My Home. Ouverture for F.F.samberk’s play Josef Kajetán Tyl, Op. 62 B 125 a

Ave Maria for Contraalto and Organ, Op. 19B (B 68)

Sonatina for Violin and Piano in G major, Op. 100, B 183

Scherzo. Molto vivace

Concerto for Cello and Orchestra No. 2 in B minor, Op. 104

Adagio, ma non troppo

CD 2

Symphony No. 4 in D minor, Op. 13 (B 41)

Allegro feroce

Dumka and Furiant, Op. 12

Dumka

Serenade for Wind Instruments D minor Op. 44 B 77

Andante con moto

Rusalka. Opera in 3 Acts, Op. 114

Act 2: Pitiful Rusalka Pallid

Act 1, Scene 7

Symphony No. 1 in C minor The Bells of Zlonice, sine op. (B 9)

Adagio di molto

Love Songs, Op. 83

Now as by that house I tread. Allegretto

Lonely in the wood I stand, by the rushing brook. Andante

In the sweet power of thine eyes. Andante

My only dear one, my dear love. Poco lento

Cypresses for String quartet, B. 152

The Old Letter in My Book. Andante

Nature Lies Peaceful in Slumber and Dreaming. Allegro scherzando

Poetic Tone Pictures Op. 85 B 161

Joking. Allegretto leggiero

Serenade for Wind Instruments D minor Op. 44 B 77

Menuetto. Tempo di minuetto

The Jacobin. Opera in 3 Acts, Op. 84

Act 2, Scene 1

Quintet for Piano, 2 Violins, Viola and Cello No. 2 in A major, Op. 81 (B. 155)

Scherzo – Furiant. Molto vivace

CD 3

Silent Woods for Cello and Orchestra, Op. 68, No. 5

In Nature’s Realm. Mixed choruses, Op. 63

Bells Untied in An Evening Wood

Rye Field

In Nature’s Realm. Concert Overture, Op. 91

In Nature’s Realm

Poetic Tone Pictures Op. 85 B 161

At Svatá hora. Poco lento

Legends, Op. 59, B 122

Allegro giusto

Saint Ludmila. Oratorio on the Words by Jaroslav Vrchlicky for Soloists, Chorus and Orchestra, Op. 71 (B 144)

Part Iii – Introduzione E Coro – Introduction And Chorus: Mighty Lord, Have Mercy On Us!

Nocturne for String orchestra in B major, Op. 40, B 47

Stabat Mater. Oratorio for Soloists, Chorus and Orchestra, Op. 58

Eja, Mater, fons amoris – Andante con moto

The Spectre’s Bride. Dramatic Cantata to the Words by Karel Jaromír Erben for Soloists, Mixed Chorus and Large Orchestr

Soprano solo: Hail Virgin Mary, Stand by Me

Requiem. Mass for the deceased for Solo Voices, Chorus and Orchestra, Op. 89

Confutatis maledictis. Moderato maestoso

Biblical Songs. On text of Bible of Kralice, Op. 99 (B185)

Hear, Oh Hear My Prayer, Lord My God. Andante

Oh, My Shepherd Is the Lord. Andante

Te Deum Op. 103 B 176

Final Part

The Many loves of Antonin Dvorak Supraphon 3 cd SU43022