“Bram Bogart, Schilder van formaat”, een tentoonstelling in Delft en een uitgave van Waanders.

Bram Bogart (1921-2012) overleed ongeveer tien jaar geleden op 90-jarige leeftijd. Honderd jaar na zijn geboorte, eert Museum Prinsenhof Delft, de internationaal gerenommeerde, Delftse kunstenaar met een tentoonstelling en een rijk in kleur geïllustreerd boek.

Menigeen kent het Sint-Agathaklooster in Delft, als de plaats waar Willem van Oranje doodgeschoten werd. De kogelgaten in de muur zijn er trouwens nog te zien. Sedert 1906, biedt het klooster weliswaar ruimte aan Museum Prinsenhof. Daar is er nu de overzichtstentoonstelling met niet eerder getoond werk, van Bram Bogart. Deze Nederlands/Belgische abstracte kunstschilder, beeldhouwer, graficus, keramist en ontwerper, was als abstract expressionistisch materieschilder, de grondlegger van de Nederlandse informele schilderkunst en inspiratiebron voor eveneens Delftse kunstenaars als Jan Schoonhoven en Jan Henderikse.

In 1957 richtte Schoonhoven nl. samen met Bram Bogart (foto’s), Armando, Van Bohemen, Jan Henderikse en Henk Peeters, de Informele Groep op. Deze kunstenaars legden het accent op de expressie van het materiaal. De Franse essayist Michel Tapié, had in 1950, op zijn expositie Véhémences confrontées, het begrip art informel (‘kunst zonder vorm’) naar voren gebracht, waarbij hij een stijl omschreef die uitsluitend de schilderende daad vooropstelde en waarbij pas tijdens dat proces, al of niet spontaan, leesbare symbolen ontstonden. Samen met Armando, Henk Peeters en Jan Henderikse, richtte Schoonhoven vervolgens in 1960, de Nulgroep op. Het kenmerk van deze groep, die bestond tot 1965, was het gebruik van zeer ongebruikelijke materialen als centen en kurken, watten en veren, karton en bouten en prikkeldraad. Bram Bogart bracht door het gebruik van massa’s aan materie, de Informele schilderkunst, incluis actionpainting en dripping, tot monochromatische materieschilderkunst. Hij bleef daarbij aangaande het gebruik van materie, wel trouw aan olieverf.

In de tentoonstelling wordt Bogarts ontwikkeling, chronologisch gevolgd. Achtereenvolgens komen de verschillende perioden aan bod, de eerste periode 1939-1948, gevolgd door 1947-1951, in Antibes en Le Cannet, daarna in Parijs en Rome, 1951 tot 1960, en vanaf 1960, in België, meer bepaald in Brussel, in Ohain, een deelgemeente van Lasne in de provincie Waals-Brabant, en uiteindelijk in de kasteelhoeve (“Hotel de Groete Engel”), in het bedevaartsoord (met de bekende basiliek) in Kortenbos, in het Limburgse Sint-Truiden. In 1960 nam Bogart trouwens ook de Belgische nationaliteit aan. Zo wordt zichtbaar dat de verschillende omgevingen en de omstandigheden waarin hij leefde, invloed hadden op zijn werk.

De tentoonstelling begint met de verrassend figuratieve bloemstillevens, landschappen in olieverf en een zelfportret, dat hij maakte in de tijd dat hij nog in Delft woonde. In titels van werken, voorstellingen en in kleurgebruik, was de stad Delft, een terugkerend thema in zijn werk. Zo exposeerde hij in 1984 in het Prinsenhof, 13 werken met een blauwwitte kleurstelling, onder de titel “Les Bleus de Delft,” een verwijzing naar het Delfts aardewerk. Ook in Vermeer (2003), De Prins (1990) en Prinsenhof (1963), kwam het thema Delft, zowel in titel als in de blauwwitte kleurstelling, terug. In de periodes die hij doorbracht in Parijs, Rome en Ohain, werd zijn werk abstracter. In die periodes werd hij nl. geïnspireerd door de Art Informel in Parijs, het Tachisme, nauw verwant met Cobra, en het Amerikaans Abstract-expressionisme. De tentoonstelling eindigt met het werk dat hij maakte in Kortenbos. Deze late werken op zeer groot formaat, met zware en dikke lagen bonte verf, konden tot wel 300 kilo wegen.

Bijzonder is dat uit de familiecollectie zowel Bloemen, een van de eerste werken uit oktober 1939, als “Jean et Jeanne”, zijn laatste schilderij uit 2011, voor het eerst te zien zijn in de tentoonstelling. Veel werken zijn trouwens afkomstig uit de privécollectie van de familie Van den Boogaart, aangevuld met stukken uit toonaangevende nationale musea zoals Kunstmuseum Den Haag, Centraal Museum Utrecht, én de eigen collectie van Museum Prinsenhof Delft. Het merendeel van de schilderijen uit de collectie van de familie zijn voor het eerst te zien voor publiek.

Door uniek foto- en filmmateriaal uit het groot privéarchief van de familie Van den Boogaart, krijgt u als bezoeker een persoonlijke inkijk in het leven van de kunstenaar. De beelden vormen samen met interviewfragmenten en reflecties van mensen uit zijn omgeving, een korte introductiefilm. Een opstelling van zijn atelier met originele objecten uit zijn werkplaats versterkt het persoonlijk gevoel en laat zien hoe hij, zoals zijn zoon Bram van den Boogaart jr. zegt, “de verf tot zijn limieten kon duwen”.

Tegelijk met de tentoonstelling Bram Bogart, Schilder van formaat is ook de presentatie “Onze man in Parijs”, Bogarts invloed op Schoonhoven en zijn vrienden te zien. Deze presentatie, samengesteld door gastcurator Antoon Melissen, laat een selectie van twaalf werken zien uit de jaren 1956-1959 die het ontstaan van de Nederlandse informele schilderkunst markeren waarvan Bogart de grondlegger was.

Bogarts eigenzinnig oeuvre is in de publicatie met wel 50 illustraties, kleurrijk verbeeld en verwoord. Van zijn vroege figuratieve stillevens en landschappen, tot zijn laat abstract werk, waarin hij op steeds groter formaat ging werken en de verf zwaarder, dikker en bonter van kleur werd. Een persoonlijk interview met zoon Bram van den Boogaart jr. door Sander Donkers (de auteur van “Tante Jo” en “Hay”) en foto’s uit het privéarchief van de familie, geven een unieke en intieme inkijk in de wereld van deze schilder van formaat. Niet te missen!

Tentoonstelling van 18 februari t/m 9 augustus 2022 in Museum Prinsenhof Delft

Anita Jansen is senior conservator van Museum Prinsenhof Delft. Eerder schreef ze “Pieter de Hooch in Delft”.

Anita Jansen Bram Bogart, Schilder van formaat 72 bladz. geïllustreerd uitg. Waanders ISBN 9789462624085