Colm Tóibín, “De Tovenaar”, een meesterlijke, biografische roman over Thomas Mann, uitgegeven door De Geus.

Na zijn roman “De Meester”, over de Amerikaanse romanschrijver, Henry James, is er nu Colm Tóibíns biografische roman over de Duitse schrijver en Nobelprijs winnaar, Thomas Mann, een verhaal, geïnspireerd door een leven vol tegenstrijdigheden.Thomas Mann kreeg zes kinderen maar verborg zijn homoseksualiteit, bleef ten diepste verbonden met zijn familie, maar werd ook geconfronteerd met zelfmoord. Hij schreef sleutelwerken van de Europese literatuur en won de Nobelprijs, maar zou nooit terugkeren naar het land dat zijn creativiteit ooit voedde. Hij stond tijdens de Eerste Wereldoorlog aan de Duitse kant, maar voorzag al vroeg de uitwassen van het nationaalsocialisme. Hij worstelde zijn leven lang met zijn positie als schrijver en publiek persoon in een om hem heen sterk veranderende wereld.

De Duitse schrijver en Nobelprijswinnaar Thomas Mann bleef zijn hele schrijversleven schatplichtig aan het “hanseatischen Großbürgertums” waar hij uit voortkwam, een welvarend koopmansgeslacht uit Lübeck dat met de vroege dood van zijn vader, de Königlich Niederländischer Konsul en Senator für Wirtschaft und Finanzen, Thomas Johann Heinrich Mann, in 1891, teloorging. Zijn moeder was de mooie Julia da Silva-Bruhns, behorend tot een rijke, Portugese familie van plantage bezitters.Van 1889 tot 1890 werd aan de Münchense Arcisstrasse een magistrale neorenaissance stadsvilla gebouwd voor de uit een rijke Silezisch-Joodse mijnbouwfamilie afstammende wiskunde professor, Alfred Pringsheim en zijn vrouw Hedwig. De villa werd bekend als het “Palais Pringsheim”. De Pringsheims woonden er tot 1935. Eerder woonden de ouders aan de Widenmayerstraße in München waar de buurjongen, speelkameraad was van de Pringsheim kinderen. Die buurjongen heette… Wilhelm Furtwängler. In de nieuwe villa groeide de in 1883 geboren dochter dochter, Katharina op. Zij huwde later met Thomas Mann.

In Thomas Manns werken zijn verschillende figuren te vinden die verwijzen naar Katia, bv. Imma Spoelmann in “Königliche Hoheit” (Roman uit 1909), Sieglind in “Wälsungenblut” (een novelle uit 1906) en Frau Professor Cornelius, in de Erzählung “Unordnung und frühes Leid” (1926). Daarnaast inspireerde het kuurverblijf van zijn vrouw in het Zwitserse Davos, hem tot de romans “De Toverberg” (1924) en “Die Betrogene” (1953). Katia Mann zelf schreef een autobiografie “Meine ungeschriebenen Memoiren”, gepubliceerd 1974, en de kinderen Erika en Klaus Mann, schreven op hun beurt  “Mein Vater, der Zauberer” en “Kind dieser Zeit”.

Verdeeld in 18 chronologische  hoofdstukken, van Lübeck in 18981 tot Los Angeles in 1950, liet Colm Tóibín zich inspireren door Manns ontluikende jongensliefdes, het uiteenvallen van de firma in Lübeck en het gezin, het Duitsland van de “Buddenbrooks”, Italië en zijn beginnend schrijverschap, Manns eerste grote liefde, de Dresdense kunstschilder Paul Ehrenberg (Rudolf Schwerdtfeger in “Doktor Faustus”), het magistraal paleis in de Arcisstrasse, de schok in de familie door de zelfmoord in 1910, van Manns toen 29-jarige zuster Carla, (in 1927 zou een andere zuster Julia (Ines Rodde, gehuwd Institoris in Thomas Manns roman “Doktor Faustus”), eveneens zelfmoord plegen), de periode van de Eerste Wereldoorlog en de breuk met zijn broer Heinrich door het conflict tussen pro Duitse of pro Franse, politieke overtuiging.

Daarna evolueert de roman naar het gezinsleven in hun huis aan de Poschingerstrasse, vandaag Thomas-Mann-Allee in München, waar de Manns van 1914 tot 1933 woonden, hun luxueus verblijf in Davos, Meran en Arosa, Thomas Mann als huisvader, de Nobelprijs in 1929 voor zijn Gesellschaftsroman, “Buddenbrooks – Verfall einer Familie” uit 1901, Erika en Klaus die opgroeiden met een beroemde vader, het afscheid aan Europa, de Amerikaanse jaren aan Princeton en in Pacific Palisades. Tot slot, de relatie van zijn broer Heinrich met zijn tweede vrouw Nelly Kröger (1898-1944), de pijnlijke terugkeer naar Europa, de zelfmoord van zoon Klaus in 1949, in Cannes, en het afscheid/overlijden van Heinrich in 1950, in Santa Monica/Californië. In “De Tovenaar” duikt Tóibín diep in het onderbewustzijn van de grote Duitse schrijver en nodigt ons uit om diens monumentaal, getroebleerd en toch zo productief leven te begrijpen. Een meesterlijke, biografische roman vol eruditie, verbeeldingskracht en inlevingsvermogen. Zeker lezen! “The Magician” werd vertaald door Lette Vos.

De Ierse schrijver, journalist en literatuurcriticus, Colm Tóibín, (°1955), studeerde aan de Nationale Universiteit van Dublin. Van 1975 tot 1978 woonde hij in Barcelona, waar hij Engels doceerde. Begin jaren tachtig keerde hij terug naar Ierland en begon te werken als journalist. Als zodanig was hij ook enige jaren werkzaam vanuit Argentinië. Onder invloed van het werk van Ernest Hemingway, koos hij vanaf de jaren ’90, voor de literatuur. In die periode ontwikkelde hij zich ook tot een gerenommeerd academicus, die creatief schrijven doceerde aan de Universiteit van Manchester. Hij is nu hoofd van- en professor aan de Universiteit van Liverpool. Tóibín won tal van literaire prijzen, waaronder de International Dublin Literary Award voor “The Master”/”De meester” (2006) en de Costa Book Award voor “Brooklyn” (2009). Hij is lid van de Royal Society of Literature en in 2007, won hij de Booker International Prize.

Colm Tóibín De Tovenaar 581 bladz. uitg. De Geus ISBN 9789044545302

https://www.stretto.be/2017/05/26/het-paleis-in-munchen/