Wat was de eerste compositie ooit geschreven voor cello solo en wat werd er gecomponeerd voor Bach zijn suites voor cello solo creëerde? Deze vragen dreven cellist Josetxu Obregon ertoe om zich te wijden aan het begin van de sololiteratuur voor zijn instrument. Bewegingen uit Bachs Suites, wisselen af met composities van Galli, Dall’Abaco, Gabrieli, de Ruvo, Supriani, Vitali en Colombo.Het begin is te vinden in de stad Bologna, die met zijn schitterende Capella Musicale en de Accademia Filarmonica in het Palazzo Carrati, een beslissende bijdrage leverde aan de ontwikkeling van de viool en de cello en gedurende de 17de eeuw, was Emilia Romagna, zowel artistiek als muzikaal, belangrijk voor de creatie en ontwikkeling van de celloliteratuur. Vóór 1800 werden slechts enkele belangrijke celloconcerti gecomponeerd, met uitzondering van werken van componisten als C.P.E. Bach, Haydn, Boccherini en Vivaldi. Vivaldi’s typisch inventieve en diverse cello-concerti o.a. voor piccolo cello, met hun mooie langzame bewegingen, waren vrijwel zeker de allereerste, ooit gecomponeerd voor dit instrument. De eerste celloconcerti werden na de eerste ontwikkeling van het concerto grosso, gecomponeerd in de barok, toen het instrument zijn bescheiden rol als onderdeel van de continuo groep verliet, om zijn plaats als solo-instrument in een concerto-bezetting op te nemen.Obregón presenteert twee ricercari van Domenico Gabrielli uit 1688 als eerste specifieke werken voor niet-begeleide cello. Verdere haltes op weg van Bologna naar Cothen naar de climax van dit genre met Bachs 6 suites zijn composities van Vitali, Galli, de Ruvo, Dall’ Abaco, Supriano en Colombi. Bachs werken worden door Obregon op een ongebruikelijke manier gepresenteerd. Hij nam nl. een dansbeweging uit elk van Bachs suites en plaatste ze als stijlvergelijking tussen de werken uit zijn Italiaanse bloemlezing. Bach componeerde de zes suites in verschillende toonaarden, elk bestaande uit zes bewegingen. En hoewel de titels van de individuele bewegingen grotendeels overeenkomsten vertonen, is de grote verscheidenheid verbazingwekkend. Sommige toonaarden zijn comfortabeler voor de uitvoerder (G, D en C), terwijl andere extreem moeilijk zijn (bv. Es-Groot). Bach gebruikte onconventionele stemming voor de cello-snaren (in de vijfde suite) en schreef zelfs de laatste suite voor een speciaal vijfsnarig instrument. Het lijkt zeker dat Bach probeerde om het hele scala aan menselijke emoties in de zes suites te exploreren.Francesco Paolo Supriano of Scipriani (1678-1753) was een Italiaanse cellist en componist van de Napolitaanse school. Hij behoorde als student van het Napolitaans “Conservatorio della Pietà dei Turchini” tot de eerste virtuozen op de cello. Hij was de auteur van een didactische collectie Toccata’s voor zijn instrument met een verklarende inleiding, de “Principij da imparare a suonare il violoncello con 12 Toccate a solo” uit 1720. Deze werd door de musicoloog en cellist Luigi Silva (1903-1961) ontdekt in de bibliotheek van het “Conservatorio San Pietro a Majella” (foto) in Napels en door hem gepubliceerd. In dit werk gebruikte Supriani de vijfde positie en de bas- en tenorsleutel. Supriani wordt beschouwd als één van de leraren van Francesco Alborea, ook vaak genoemd Franciscello, die op zijn beurt de leraar was van de belangrijke, Franse cellisten Martin Berteau en Jean-Baptiste Barrière.
Joseph-Marie, alias Giuseppe Clemente Dall’Abaco (1710-1805), de zoon van de violist en componist Evaristo Felice Dall’Abaco, was een virtuoos op de cello die in heel Europa werd gewaardeerd. Vader Dall’Abaco was een leerling geweest van Giuseppe Torelli voor viool en cello. In 1696 verzorgde hij in Modena verschillende optredens met Tommaso Antonio Vitali. Hij kwam via Modena naar München waar hij in 1704 hofkapelmeester werd van de keurvorst Maximilian II Emanuel, die hij in ballingschap naar Brussel en later naar Bergen (Mons) en vanaf 1709, naar Compiègne volgde. Door een groot aantal composities voor strijkinstrumenten was vader Dall’Abacoals een belangrijk vernieuwer voor deze instrumentengroep. In Verona heet het Conservatorium nu Conservatorio Statale di Musica “Evaristo Felice dall’Abaco” (foto).
Zoon Giuseppe Clemente Dall’ Abaco werd geboren in Brussel en ging met zijn vader mee naar Beieren. Later stuurde zijn vader hem naar Venetië om er te studeren en in 1729 werd hij aangenomen als “Titular-Kammerdiener und Hofmusikus mit dem Violoncell” in Bonn. Naast deze betrekking reisde hij in 1740 ook naar Londen en andere Engelse steden. In 1753 trok hij naar Verona, de geboorteplaats van zijn vader. Doorheen zijn leven onderhield hij contacten met het hof in München en in 1766 werd hij verheven tot Baron. Abaco bouwde voornamelijk een reputatie als instrumentalist uit, maar was ook componist. Van zijn muziek zijn geen gedrukte werken bewaard gebleven, maar er worden manuscripten in bibliotheken in Berlijn, Londen en Wenen bewaard. Zo zijn de bekendste werken zijn 40 cellosonates, die desondanks de opkomst van de nieuwe Galante stijl, trouw bleven aan de Barokmuziek. Abaco overleed in 1805 op 95-jarige leeftijd op zijn landgoed in Arbizzano di Valpolicella, nabij Verona.
De Spaanse cellist, Josetxu Obregón, geboren in Bilbao, won wel elf prijzen op internationale wedstrijden en volgde Bachelor- en Masterstudies in Spanje, Duitsland en Nederland. Hij specialiseerde zich in barokcello bij Lucia Swarts aan het Koninklijk Conservatorium van Den Haag en met met Anner Bijlsma, die hem wekelijks lesgaf. Ook kreeg hij les van o.a. Jaap ter Linden, Balazs Mate, Marc Vanscheewijck, Eric Hoeprich, Judy Tarling, Bart van Oort, en Frank de Bruine. Josetxu Obregón, heeft eerder een aantal Glossa-opnames gemaakt die de vroege geschiedenis van de cello verkende, en heeft in het gezelschap van “La Ritirata”, bv. ook reeds bijgedragen aan de ontluikende herwaardering van Caldara met de cd, “Caldara The Cervantes Operas”, Arias y piezas instrumentales de las óperas ‘Don Chisciotte in Corte della Duchessa’ (Wenen, 1727) en ‘Sancio Panza Governatore dell’isola Barattaria’ (Wenen, 1733). Josetxu Obregon bespeelt een piccolo cello en een Sebastian Klotz cello uit 1740, gerestaureerd door Johannes Loescher uit Keulen, met strijkstokken uit verschillende perioden van Luis Emilio Rodriguez Carrington en Kees van Hemert (Den Haag).
Sebastian Klotz (1696-1775) was een invloedrijke Duitse vioolbouwer. Hij werd in Mittenwald geboren als de tweede zoon van Mathias Klotz (1656-1743), van wie hij de kunst van de vioolbouw leerde. Matthias I stichtte de Mittenwald-school voor vioolbouw na zijn studie bij Giovanni Railich in Padua van 1672-1678, Jacob Stainer en Nicolo Amati in Cremona. Sebastian trouwde met Maria Rosina Mayr, met wie hij elf kinderen kreeg. Drie van deze kinderen (Georg II Karl, Aegidius Sebastian en Joseph I Thomas) zetten de familietraditie van de vioolbouw voort. Andere leerlingen van Klotz waren Anton en Andreas Gäßler, Johann Georg Psenner en zijn zoon Joseph (1743-1819).
Luis Emilio Rodriguez Carrington (foto) werd geboren in 1955 in Mexico-Stad. Hij maakt strijkstokken sinds 1976. In 1978 kwam hij naar Engeland. In 1980 naar Nederland, waar hij studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. In 1985 behaalde hij daar zijn diploma, sindsdien is hij diepgeworteld in Den Haag. Luis Emilio bouwt stokken voor alle instrumenten uit de strijkinstrumenten-familie en richt zich specifiek op strijkstokken voor de historische uitvoeringspraktijk.
Kees van Hemert (foto) (1956, Swan Hill, Australië), initieert zijn opleiding als bogenbouwer in de workshop van vioolmaker Mathijs de Jong in Perth, Australië. In 1994 komt hij naar Nederland waar hij het vak uitoefent bij vioolmaker Willem Bouman in Den Haag, tot hij zich in 1996 in diezelfde stad vestigt als zelfstandig stokkenmaker. Van Hemert voelt zich in Den Haag zeer op zijn plaats, niet in het minst vanwege de gerenommeerde barok-afdeling van het Koninklijk Conservatorium dat zich daar bevindt. Mede hierdoor vindt Van Hemert de inspiratie om zich, naast het maken van moderne stokken, ook te specialiseren in klassieke en barokke modellen. In zijn persoonlijke benadering streeft Van Hemert ernaar om van elke stok een uniek kunstwerk te maken. Van Hemert won de ‘The City of Perth Crafts Award for Excellence’ en is lid van de Nederlandse Groep van Viool- en strijkstokkenmakers.
Tracklist :
Bach: Cello Suite No. 2 in D minor, BWV1008
- Prélude
Galli, D: Trattenimento musicale sopra il violoncello
Sonata IX
Giuseppe Maria Dall’Abaco:
Capriccio Quarte
Bach: Cello Suite No. 6 in D major, BWV1012
- Allemande
Domenico Gabrielli: Ricercari, canone e sonate per violoncello (Excerpts)
No. 6, Ricercar sesto
No. 1, Ricercar primo
Bach: Cello Suite No. 1 in G major, BWV1007
III. Courante
Giulio de Ruvo: Romanella No. 6 in D Minor
Giulio de Ruvo: Romanella No. 8 in D Major
Bach: Cello Suite No. 5 in C minor, BWV1011
- Sarabande
Francesco Paolo Supriani:
Principij da imparare à suonare il violoncello e con 12 Toccate à solo (Excerpts)
Toccata V
Toccata X
Bach: Cello Suite No. 4 in E flat major, BWV1010
- Bourrées I & II
Giovanni Battista Vitali: Partite sopra diverse sonate di Gio
No. 8, Capritio
Giuseppe Colombi: Varie partire di Barabani, Ruggeri e Scordature a violino solo o con basso
Gigue
Bach: Cello Suite No. 3 in C major, BWV1009
Gigue
CelloEvolution from Bologna to Cöthen Josetxu Obregón cd Glossa GCD923109