“Paul Moyaert, De doodsdrift revisited. Een breuklijn tussen Freud en Deleuze”, een erudiete en gepassioneerde uitgave van Boom.

In “De doodsdrift revisited”, de herwerking van “Opboksen tegen het inerte, De doodsdrift bij Freud”, uit 2014, onderzoekt filosoof Paul Moyaert nu de zin en de onzin van de freudiaanse doodsdrift in het licht van een deleuziaanse metafysica en zijn kritiek op het Freudiaanse oedipale complex. Verlangen komt niet voort uit een tekort, maar is een productieve kracht.

In de jaren ’60, nam de Franse belangstelling voor Freud dramatisch toe, grotendeels dankzij de leer van de psychiater en psychoanalyticus, Jacques Lacan (1901-1981) (foto), wiens seminaries over Freud en psychoanalyse, sinds hun oprichting in 1953, een groeiend aantal aanhangers aantrokken. Door de publicatie van Lacans geschriften (“Écrits”, Le Seuil), in 1966, (vanaf 1973, werd “Le Séminaire” gepubliceerd), verdubbelde de belangstelling en tegen het einde van het decennium begon in Frankrijk een ware ‘psychoanalytische cultuur’ vorm te krijgen.

Ook Paul Moyaert publiceerde eerder “Denken in Parijs, Taal en Lacan, Foucault, Althusser, Derrida” (samen met Egide Berns en Samuel Ysseling) (1981) en “Ethiek en sublimatie, Over De ethiek van de psychoanalyse van Jacques Lacan” (1994). Net als veel van zijn tijdgenoten, was Gilles Deleuze (1925-1995) geïntrigeerd door de mogelijkheden, die Freud bood voor de creatieve herconfiguratie van filosofische kwesties.

Doodsdrift staat bij Freud volgens Moyaert niet voor een doodsverlangen, maar doelt op die weerbarstige krachten in het leven die zich tegen het leven verzetten. Leven moet niet worden begrepen vanuit zelfexpressie, maar als een blijvende spanning met een inerte werkelijkheid. Op zoek naar de samenhang tussen doodsdrift en destructie bepleit Moyaert doodsdrift en agressiedrift van elkaar te onderscheiden. Hij laat zien hoe in Freuds analyse van de menselijke agressiviteit de radeloze woede een belangrijke plaats inneemt. Zonder agressie is de doodsdrift een inerte werkelijkheid die tot weinig in staat is. Agressie is een motor van het leven.

De doodsdrift is altijd een omstreden concept geweest, ook voor Sigmund Freud zelf. Freud muntte het begrip ter verklaring van verschijnselen die hem rond 1920, steeds meer intrigeerden: doelloze herhaling, geestdodende inertie en pure agressie. Veel filosofen en psychotherapeuten lieten zich inspireren door Freuds analyse van de krachten die het leven van binnenuit tegenwerken en ondermijnen. De Franse filosoof Gilles Deleuze heeft de doodsdrift altijd kritisch en creatief benaderd. Hij herinterpreteert de freudiaanse doodsdrift als een metamorfose van Eros. Deleuze’s nieuwe duiding van de doodsdrift is ook klinisch relevant, want ze werpt een verrassend nieuw licht op schizofrene waanzin.  

In deel 1, Freuds metafysica”,  heeft Paul Moyaert het over essentiële begrippen als de herhalingsdwang, driftdualisme: levens- en doodsdriften, bepalingen van agressie en de driftvijandige ingesteldheid van het leven. In deel 2, “Deleuze, alleen en samen met Guattari, in discussie met Freud”, bespreekt hij na de begrippen, mechanica en vitalisme, het fenomeen van “Herhaling” als de voorgeschiedenis van het lustprincipe, van een psychologisch gegeven naar een ontologisch principe (Bergson), bedreigd door chaos. Is herhaling een principe dat naast het lustprincipe over de driften heerst, of drukt zij uit wat alle driften in wezen zijn ? “Ik vraag me af”, schrijft de auteur, “of Freud de impact van dit probleem wel ten volle doordenkt. Aan de ene kant staan de doodsdriften voor een aparte categorie van driften, tegengesteld aan de levensdriften. De twee antagonistische driftcategorieën hebben een eigen traject met een apart doel. Freud komt tot de bevinding dat de herhalingsdwang een cruciaal argument voor het bestaan van de doodsdrift vormt. Maar aan de andere kant speculeert hij over de mogelijkheid dat herhaling de driften als zodanig kenmerkt. Herhaling is dan niet iets wat sommige driften zo nu en dan overkomt, of iets wat ze af en toe doen. Nee, volgens deze speculaties zijn driften herhalingsmachines. Men ziet de moeilijkheid: kan de doodsdrift dan nog wel als een aparte driftcategorie worden beschouwd – kunnen driften in het algemeen iets anders zijn dan doodsdriften?”

“Ik leg de vraag verder uit”, schrijft Moyaert. “Freud speculeert over de mogelijkheid dat driften herhalingsmachines zijn. Dit is voor hem geen uitgemaakte conclusie, eerder een tussentijdse, uitdagende hypothese. Deze hypothese geeft aan zijn onderzoek een opmerkelijke transcendentale dimensie. De transcendentale invalshoek luidt als volgt: hoe moeten we, gelet op het bestaan van de herhalingsdwang, een drift qua drift denken? Freuds analyse van de herhalingsdwang brengt hem tot het ook voor hem verrassende inzicht dat een drift helemaal geen principe van verandering in zich draagt. Integendeel, driften verzetten zich tegen veranderingen: ze zijn behoudsgezind. Volgens Freuds opmerkelijke biomechanica zijn driften conservatieve krachten. De herhalingsdwang illustreert de traagheid van het leven. Hij stuurt erop aan een eerdere toestand te herstellen, en de boodschap van die eerdere toestand is geenszins dat hij wil veranderen. Een lichaam in rust heeft niet de neiging te bewegen – bewegen is veeleer bewogen worden, leert Newton –, en eenmaal in beweging verandert een lichaam niet uit zichzelf van richting. Nemen we fixatie, een vaak door Freud besproken verschijnsel. Driften blijven in hun lustbronnen hangen, tenzij andere driften ze dwingen de toestand waarin ze zich bevinden op te geven. Blijkbaar kennen driften geen hang naar vernieuwing, ‘prikkelhonger’ is geen drijfveer. Langs en ondanks omwegen keert een drift terug naar hetzelfde – voortbewegen is terugkeren”.

In het 9de en laatste hoofdstuk, bespreekt Paul Moyaert Deleuze’s interesse in markies de Sade en Sacher Masoch als een vreemd spinozisme?, (Deleuze was nl. een van de centrale figuren in een grote opleving van Spinoza-studies in de late 20e- en vroege 21e-eeuwse, continentale filosofie), hoe Deleuze Freud gebruikt, en Deleuze over de virtuele ideële werkelijkheid en haar actualisaties.

Paul Moyaert (°1952) is emeritus gewoon hoogleraar wijsgerige antropologie en ethiek aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de KU Leuven. Hij studeerde filosofie in Leuven en in Parijs en is lid van de Belgische School voor Psychoanalyse. Eerder publiceerde hij “Schizofrenie Een filosofisch essay over waanzin”, “Hoe schizofrenie zich redt, Deleuze en Guattari in discussie met de psychoanalyse”. Zijn essay “Opboksen tegen het inerte” werd bekroond met de Van Helsdingenprijs.

Paul Moyaert De doodsdrift revisited Een breuklijn tussen Freud en Deleuze 198 bladz. uitg. Boom ISBN 978 90 2444 830 2

https://www.stretto.be/2021/11/26/gilles-deleuze-felix-guattari-anti-oedipus-kapitalisme-en-schizofrenie-nu-in-een-geheel-herziene-vertaling-en-met-een-woord-vooraf-door-michel-foucault-uitgegeven-door-ten-have/