Christel Stalpaert, “THEATER Een geschiedenis van de podiumkunsten in West-Europa tussen 1870 en 1950”, een indrukwekkende, monumentale uitgave van Owl Press.

Deze eerste Nederlandstalige monografie over het modernistische theater vol nieuw archiefmateriaal van voorstellingen, doorspekt met levendig beeldmateriaal, bundelt verhalen van podiumkunstenaars, die inpikten op psychologische en wetenschappelijke inzichten uit hun eigen tijdsperiode. Ook reageerden zij via hun werk op de gevolgen van de industrialisering en het trauma van de Eerste Wereldoorlog, en maakten ze met hun voorstellingen hun eigen aanspraak op ‘de waarheid’. In hun drang naar vernieuwing werkten ze ook nauw samen met beeldende kunstenaars van die tijd.

In het tweede van zijn Vier Stücken für gemischten Chor, op. 27 uit 1925, boog Arnold Schönberg zich over het tweede gebot, het Bilderverbot of Abbildungsverbot, “Du sollst dir kein Bild machen! Denn ein Bild schränkt ein, begrenzt, faßt Was unbegrenzt und unvorstellbar bleiben soll.”. In navolging van deze compositie, componeerde hij tussen mei 1930 en maart 1932, 2 akten van  zijn opera Moses und Aron. Daarin vond de Triskaidekaphobiker (triscaidecafobie is angst voor, of weerzin tegen, het getal 13, verwant aan paraskevidekatriafobie, de angst voor vrijdag de dertiende), Arnold Schönberg, de handeling: de roeping van Mozes, de uittocht uit Egypte, de ontrouw aan God, daar vond hij de religieuze openbaring: de verheerlijking Gods, de wetten die God door Mozes aan het volk gaf, daar vond hij echter ook de geestelijke spanningen: de ambivalentie van Aäron, die voor de aanbidding van het gouden kalf verantwoordelijk was.

Het verloop van de handeling t.o.v. de bijbel werd veranderd, om de bijbelse gedachten nog scherper voor te stellen. Het geestelijk bezit lag in de eerste plaats in de logica en de consequentie waarmee de dialectiek tussen Mozes en Aäron werd uitgewerkt. Al in de bijbel was de tegenstelling duidelijk. Door zijn ongehoorzaamheid wordt Aäron voor God gestraft en verhinderd in het beloofde land te komen. Bij Schönberg zijn deze twee broers protagonisten, tegenspelers; de geestelijke problemen zijn op hun grondvorm teruggevoerd, strijd tussen geest en niet-geest, godskracht en magie, wet en beeld, het onvoorstelbare en het zichtbare (“Einziger, ewiger, allgegenwärtiger, unsichtbarer und unvorstellbarer Gott!), godsaanbidding en zelfvergoddelijking, heiligheid en zonde, geest en vlees, logos en instinct. De conclusie die Schönberg daaruit trok, was het inzicht dat alleen het geestelijke leven, echt leven is. Vrijheid van de mens betekent geestelijk leven. Aäron, door Mozes vrijgelaten, staat op en valt dood neer. Hij faalde tegenover God en had zijn leven zelf verspeeld.

Het muziektheater in de 20ste eeuw, waarvan Schönbergs dodecafonische opera wellicht het geniaalste voorbeeld was, werd bepaald door het ideeëndrama en uitbeeldingsdrama, scèneopera en nummeropera, de nieuwe dichterlijke dramaturgie van Brechts episch theater, Claudels Art Poétique, Stravinsky en Orff, Stockhausens ‘Originale-Musikalisches Theater’, abstracte opera en balletopera, en de radiofonische opera. Met zijn revolutionaire Wagner producties en vooral door zijn gedurfde, visionaire beeldtaal met bijzondere lichteffecten, beïnvloed door de architect en decorontwerper Adolphe Appia (1862-1928), creëerde Wieland Wagner bv. een totaal nieuwe stijl in de geest van de oude Griekse tragedies. De producties van Wieland Wagner trokken internationale aandacht. Zelfs buiten Bayreuth hervormde hij met zijn nieuwe interpretaties van “Aida” en “Othello”, “Elektra” en “Salome” van Richard Strauss, “Lulu” en “Wozzeck” van Alban Berg, “Carmen”, “Antigone” en het “Osterspiel” (1956) van Carl Orff, het muziektheater.

Christel Stalpaert heeft het in haar 6 monumentale hoofdstukken over Richard Wagner en Adolphe Appia, Edward Gordon Craig, Mallarmé en Maeterlinck, Lugné-Poe en Paul Fort, en Bertolt Brecht. Na dit alles heeft ze het ook over het futurisme, dadaïsme en surrealisme, Hugo Ball en André Breton, de Écriture automatique, Salvador Dali’s Dream of Venus, Jean Cocteau in samenwerking met de geniale Satie, Darius Milhaud en de Groupe des Six,(“Parade”, “Le Boeuf sur le toit”, “Les Mariés de la tour Eiffel”), Antonin Artaud, het geabstraheerd theater van de al even geniale Wassily Kandinsky, Oskar Schlemmer en de Bauhaus-dans (Das Triadische Ballett, het lichaam als organisme en mechanisme, als automaat en marionet). En, alsof dit alles nog niet genoeg was, beschrijft Christel Stalpaert dan nog wat ze noemt, de politieke waarheid in het Duits theater, de Volksbühnen, Max Reinhardt, Leopold Jessner, Erwin Piscator, en het episch theater van Bertolt Brecht in samenwerking met Kurt Weill en met Caspar Neher.

Aan de hand van recensies, brieven en memoires geeft ze daarenboven een inkijk in het creatief proces en in, hoe het theater als kunstvorm evolueerde. Met de vele prachtige beelden van decors, voorstellingen, affiches en kostuumontwerpen kan u zich ook makkelijk inleven in het modernistisch theater. Daarnaast werpt dit ambitieus werk een kritisch licht op hoe een voorstelling resoneerde met bepaalde racistische, seksistische en imperialistische denkbeelden van die tijd.

“Ik probeer ook een licht te werpen op de uitsluitende mechanismen van racistische, seksistische en imperialistische denkkaders in die tijd. Met die blik wordt het duidelijk dat manifesten functioneren als mechanismen van ‘ismen-vorming’ en uitsluiting. Daarom geef ik in dit boek ook minder bekende namen een stem. Ik kijk dus (zelf )kritisch naar de theatergeschiedenis, maar acht mezelf niet in staat om een alternatieve geschiedenis te vertellen. Dit boek is vooral een poging om de machtsstructuren zichtbaar te maken in de verhalen en in de gehanteerde terminologie. Ik heb de studenten de laatste jaren leren kennen als een zeer geëngageerde generatie, die zich zeer bewust is van milieu-, kolonisatie- en racismeproblematieken. Als ik zie hoe deze jonge generatie het sociale onrecht dat minderheden in onze samenleving aangedaan wordt haarfijn fileert, dan blijft mijn hoop voor de toekomst overeind”. Dit meesterwerk mag u voor geen geld ter wereld missen! Bravo !

Prof. Dr. Christel Stalpaert is verbonden aan de vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen van de UGent. Ze is directeur van het onderzoekscentrum S:PAM (Studies in Performing Arts and Media) en PEPPER (Philosophy, Ethology, Politics and PERformance). Ze co-publiceerde ‘Jan Lauwers’ Theatre Work with Needcompany’ (2007, Academia Press) en ‘Alain Platel’s Choreographic Work with Les ballets c de la b’ (2019, Bloomsbury).

Christel Stalpaert THEATER Een geschiedenis van de podiumkunsten in West-Europa tussen 1870 en 1950 391 bladz. geïllustreerd uitg. Owl Press/Borgerhoff & Lamberigts ISBn 9789463938266