Anatoli Mariëngof “Mijn eeuw, mijn vrienden en vriendinnen”, uitgegeven door De Arbeiderspers in de prestigieuze reeks Privé-domein.

Het is bijna een wonder dat de dichter-dandy Anatoli Mariëngof (1897-1962) de Stalinterreur overleefd heeft. In 1918 noemde hij de Rode Revolutie een ‘gehaktmolen’, tijdens de proletarische gelijkschakeling liep hij in hoge hoed en maatpak door Moskou, hij tartte de autoriteiten met gedichten en imaginistische manifesten, en in de ogen van velen bracht hij de alom geliefde dichter Sergej Jesenin (1895-1925) op het verkeerde pad. Na Jesenins zelfmoord schreef Mariëngof dan nog eens drie schandaalromans.

De Russische schrijver en dichter, Anatoli Borisovitsj Marienhof of Mariëngof (1897-1962) stamde af van een adellijke familie uit Koerland. Hij werd nl. geboren in een Lijflandse edelmanfamilie in Nizhny Novgorod. Na zijn afstuderen aan het gymnasium in 1914, werd hij opgeroepen en diende tijdens de Eerste Wereldoorlog aan het oostfront. In Moskou ontmoette hij de dichters Sergej Jesenin en Vadim Sjersjenevitsj. Samen stichtten ze de ‘imaginistische’ school. Alle drie waren ze overtuigd van het belang van het beeld in de poëzie. Ze verwierpen het futurisme en het symbolisme en aanvaardden alleen het beeld als poëtisch fundament. De inhoud was onbelangrijk.

De literaire carrière van Marienhof begon in 1918, toen hij deelnam aan het Imaginisten manifest “Deklaraciia”, gepubliceerd in Voronezh. Het manifest werd ook ondertekend door Yesenin en andere Moskouse dichters. Samen begonnen ze een nieuwe beweging in de poëzie die bekend staat als Imaginisme. Marienhof nam deel aan alle Imaginistische acties en publicaties en publiceerde tussen 1920 en 1928 een tiental dichtbundels onder zijn eigen naam. Hij werd een goede vriend van Yesenin, met wie hij enkele maanden een flat deelde. Aan Marienhof droeg Yesenin enkele van zijn belangrijkste werken op, waaronder het gedicht Sorokoust, het drama Pugachov en een traktaat over poëtica.

Marienhof verwierf verdere bekendheid met zijn controversiële fictie: “The Novel without Lies” (1926) en “The Cynics” (1928). De eerste presenteerde zijn fictieve (hoewel nog steeds grotendeels accurate) herinneringen aan zijn vriendschap met Sergei Yesenin, de laatste was een verhaal over het leven van jonge intellectuelen tijdens de revolutie en het oorlogscommunisme. Het werk van Marienhof viel niet goed bij de Sovjet-kritiek. Beide boeken kregen dan ook scherpe kritiek in de Sovjetpers. “The Cynics” werd daarom gepubliceerd in Berlijn (Petropolis) en zou pas in 1988 in de Sovjet-Unie verschijnen.

De schrijversbond oordeelde in 1929 dat zijn werk een ‘anti-maatschappelijk verschijnsel’ was. Na het verschijnen van zijn korte roman “De geschoren man” (1928), kreeg hij nauwelijks nog werk gepubliceerd en schreef hij voor radio en theater. Autobiografisch werk dat hij op latere leeftijd schreef kon pas ver na zijn dood verschijnen. De werken van Yesenin werden daarenboven lange tijd in de USSR bewerkt om de opdrachten aan Mariëngof weg te laten. In zijn latere jaren, na de dood van Joseph Stalin, schreef Mariënhof voornamelijk memoires, ze werden enkele decennia na zijn dood in 1962 gepubliceerd. “Moj vek, moi druzja i podrugi.Vospominanija Mariengofa, Šeršenevicˇa, Gruzinova” werd vertaald en bezorgd door Robbert-Jan Henkes, die eerder de romans van Mariëngof vertaalde. De uitgave is voorzien van verklarende noten bij personages en decorstukken en van “De eeuw van Mariëngof”, het nawoord van de vertaler.

Robbert-Jan Henkes (°1962) schreef met mederedacteur Erik Bindervoet (°1962) vanaf 1986 regelmatig in o.a. Hollands Maandblad, Filosofie Magazine, VPRO-Gids, Het Parool, Trouw en NRC Handelsblad. Hun gezamenlijk debuut, de roman “Autobiografie van een Polemist”, verscheen in 1990 bij uitgeverij Rothschild & Bach. Samen vertaalden zij o.a. alle nummers van The Beatles en Bob Dylan, aria’s van Wagner (voor de productie “Wolven”, van het Opera Theater Amsterdam), poëzie (o.a. voor de bloemlezing “500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben”), verhalen van Woody Allen, toneel van Shakespeare en van Karl Kraus en (bijna) het compleet oeuvre van James Joyce. Voor Oxford University Press werken zij aan een herziene editie van de oorspronkelijke tekst van “Finnegans Wake”.

In 2018 verscheen het verzameld werk van Joyce in de vertaling van Bindervoet & Henkes bij Athenaeum, Polak & Van Gennep. Voor de Nationale Opera bewerkten zij, “Il Viaggio a Reims” van Rossini, voor kinderen, onder de titel “Reimsreisje”. In 2017 volgde “Hondenhartje”, naar de opera “Hondenhart” ((2008–2009 – naar Boelgakov) van Alexander Raskatov (°1953). Robbert-Jan Henkes publiceerde in Filosofie Magazine en Het Parool en vertaalde werk van Anatoli Mariëngof, Ardrej Tarkovski en Russische kindergedichten (2009, Tijger op Straat, Hoogland & Van Klaveren, geïllustreerd door Erik Bindervoet, bekroond met een Vlag en Wimpel; 2016, Van Oorschot, Bij mij op de maan). In 2017 verscheen bij Querido zijn kindergedichtenboek “We doen speurtochtboswandelingverjaardag”, met illustraties van Marga van de Heuvel.

Anatoli Mariëngof Mijn eeuw, mijn vrienden en vriendinnen 393 bladz. uitg. De Arbeiderspers Reeks: Privé-domein Reeksnummer: nr. 321 ISBN 9789029543866