“Four Hands At Home, Domestic Music-Making in the Mid-Nineteenth Century”, door Stephanie McCallum en Erin Helyard, piano, op het label Toccata Next.

Vierhandig piano spelen was zowel van vitaal belang voor de verspreiding van muziek in de 19de eeuw als een populaire huishoudelijke bezigheid. De originele Parijse Erard-piano uit 1853 waarop deze opname is gemaakt, demonstreert de helderheid, warmte en gedifferentieerde klankkleuren die kenmerkend waren voor de ‘rechte snaar’, later vervangen door de ‘kruissnaar’ van de moderne concertvleugel. Het repertoire uit die periode omvat de vele genres van vierhandige pianowerken in hun gevarieerde rol als huiselijk ‘info-entertainment’: orkestwerken groot en klein, sonates en variaties, pronkstukken voor opkomende virtuozen en zelfs een strijkkwartet.

Ignaz Moscheles (1794-1870) werd geboren in Praag, studeerde er aan het Conservatorium en later in Wenen onder Johann Albrechtsberger (1736-1809) en Antonio Salieri (1750-1825). Rond 1810 kwam hij daar in contact met Ludwig van Beethoven en hij speelde onder meer mee in de première van Beethovens “Wellingtons Sieg”. Hij maakte ook een transcriptie voor pianoforte van de ouverture van Beethovens opera “Fidelio” en kreeg snel een grote bekendheid in Weense muzikale kringen. Van 1816 tot 1821, reisde hij door Europa en trad onder andere op in Dresden, Amsterdam, Brussel, Parijs en Londen. In 1821 vestigde hij zich in Londen waar zowel zijn klaviertechniek als zijn composities een hoogtepunt bereikten. In Londen leidde hij overigens als dirigent ook veel concerten van het orkest van de London Philharmonic Society.

Uit deze periode dateren onder meer zijn symfonie op. 81, zijn Pianoconcerti nrs 4-8 en een groot aantal werken voor pianoforte. Over de pianotechniek publiceerde hij samen met François-Joseph Fétis in 1837, de “Méthode des Méthodes des Pianistes”, een bundel studiewerken voor piano waaraan verschillende klaviervirtuozen meewerkten, onder meer Chopin. Van zijn pianostudies worden de “Études Characteristiques”, op.95 en de “Vingt-Quatre Études de Perfectionnement”, op.70 nog steeds gebruikt. In 1846, nam hij op uitnodiging van zijn vriend Felix Mendelssohn Bartholdy de leiding aan van de piano-afdeling aan de Hochschule für Musik und Theater, “Felix Mendelssohn Bartholdy” in Leipzig. Moscheles was een van de grootste pianovirtuozen van zijn tijd en wordt beschouwd als de grootste pianist na Johann Nepomuk Hummel en vóór Chopin en Liszt. Hij componeerde o.a. een symfonie, acht pianoconcerti, verschillende kamermuziekwerken en pianosonates waaronder de briljante “Grosse Sonata für das Pianoforte” (op. 41).

De Engelse componist, Charles Edward Horsley (1822-1876) studeerde in Duitsland bij Hauptmann en Mendelssohn, en bij zijn terugkeer naar Engeland componeerde hij verschillende oratoria en andere stukken, die echter geen van alle blijvend succes hadden. In 1849 werd hij door William Sterndale Bennett uitgenodigd om stichtend lid van de Bachvereniging te worden. In 1860 werd hij aangesteld om de muziek voor de Internationale Tentoonstelling van 1862 te arrangeren. Het jaar daarop emigreerde hij naar Australië, waar hij werkte als koor- en orkestdirigent. Hij werd aangesteld als organist van Christ Church, South Yarra, maar nam na zes maanden ontslag, gefrustreerd door de bevelen van bisschop Perry tegen muziek, aangezien Perry extreem evangelisch was. In 1872 besloot hij naar Amerika te gaan. Drie weken na zijn aankomst werd hij benoemd tot organist van de St John’s Chapel, New York, een functie die hij vervulde tot de dag van zijn overlijden.

Zijn werken omvatten het oratorium “Gideon”, op.50, geschreven voor het Glasgow Music Festival in januari 1860. Er is ook een strijkkwartet in C, waarvan het manuscript gedateerd is in maart 1861, kort na zijn aankomst in Australië, en in 1870, kreeg Horsley de opdracht om een cantate “Euterpe” te componeren op een gedicht van Henry Kendall, uitgevoerd tijdens de opening van het stadhuis in Melbourne in 1876.

Alexandre Boëly kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader, Jean François, die contratenor was in de Sainte-Chapelle in Parijs en componist en leraar harp was aan het hof in Versailles. Hij studeerde ook onder de Tiroolse pianist Ignaz Ladurner, die hem het werk van Bach en Haydn leerde kennen. Naast pianist en voornamelijk organist, was Boëly ook een getalenteerd violist. Terwijl de romantische beweging in de 19de eeuw door Europa raasde, werd Boëly door het toenmalig officieel muziekleven in Parijs gemeden vanwege zijn klassieke smaak en zijn ‘elitaire’ trouw aan het spelen en componeren van ernstige muziek. Boëly had afkeer van de muziek die veel van zijn tijdgenoten componeerde. Tijdens de Napoleontische periode bloeide enkel de opera en veel composities waren bombastisch patriottisch.

Op de orgels speelde men, in de kerk, “Ça ira !”, “la Marseillaise” en “le Chant du départ”! Vanaf 1840 gebruikte hij zijn benoeming als organist in Saint Germain l’Auxerrois om de werken van oude componisten te promoten die toen nog nauwelijks gewaardeerd werden door het publiek. Deze omvatten o.a. Frescobaldi en Couperin, en de toen zogenaamd ondoordringbare en onspeelbare Bach…Samen met Jacques-Marie Beauvarlet-Charpentier, Charles Simon, (premier titulaire de l’orgue Cavaillé de Saint-Denis), Marius Gueit, François Benoist, (professeur d’orgue au Conservatoire de Paris), Justin Cadaux, Adolphe Miné en Alexandre-Charles Fessy, baande Alexandre Boëly als organist, de weg voor Louis James Alfred Lefébure-Wély, César Franck, Alexandre Guilmant, Charles-Marie Widor, Eugène Gigout en Léon Boëllmann. Zij werden de leraars van Louis Vierne, Marcel Dupré, Charles Tournemire, Jehan Alain, Olivier Messiaen, Jean Langlais en Maurice Duruflé.

Boëly werd in 1851 weliswaar ontslagen vanwege de “soberheid” van zijn spel. Hij overleed als een bescheiden pianoleraar, maar niet zonder het respect en het vertrouwen gewonnen te hebben van een hechte vriendenkring, onder wie Marie Bigot, Pierre Baillot, Friedrich Kalkbrenner en Johann Baptist Cramer. Dat Boëly grotendeels onbekend was, neemt niet weg dat hij een belangrijke rol speelde in de ontwikkeling van de Franse muziek in de 19e eeuw. Hij liet een indrukwekkend oeuvre na van zo’n 300 werken, vooral kamermuziek en composities voor piano of orgel. Deze omvatten twaalf studieboeken, stukken in verschillende stijlen en vier boeken voor orgel met pedaal of piano drie handig. Op oudere leeftijd werd hij opgezocht door twee opkomende jonge musici, César Franck en Camille Saint-Saëns, die hem vereerden als goddelijke behoeder van een nobele, klassieke orgeltraditie.

Augusta Holmès werd geboren te Parijs. Desondanks dat ze talent had voor het pianospel, mocht ze niet gaan studeren aan het conservatorium van Parijs. Daarom ging ze privéles volgen. Haar leerkrachten waren de lokale pianiste Mademoiselle Peyronnet, de kathedraalorganist van Versailles, Henri Lambert en Hyacinthe Klosé. Ze kende Franz Liszt, aan wie ze een aantal van haar vroege composities toonde. Rond 1876 werd ze een leerling van César Franck, wie ze aanschouwde als haar ware leermeester. Zij leidde de groep van Francks studenten die in 1891 een bronzen medaille voor diens graf bestelden bij Auguste Rodin. Net zoals andere vrouwelijke componisten, waaronder Fanny Mendelssohn en Clara Schumann, publiceerde Holmès een aantal van haar vroege werken onder een mannelijk pseudoniem (“Hermann Zenta”). Dit was omdat vrouwen in de toenmalige Europese maatschappij niet serieus werden genomen als kunstenaars en daarom weerhouden werden om te publiceren. Ter gelegenheid van de viering van het 100-jarige jubileum van de Franse Revolutie werd Holmès in 1889 gevraagd om een ‘Ode triomphale’ te componeren voor de Exposition Universelle. Het werk vereist 1200 muzikanten. Holmès bouwde een reputatie op voor haar programmatische muziek, welke doorgaans een politieke betekenis had. Voorbeelden zijn de symfonische gedichten Irlande and Pologne. Holmès is nooit getrouwd. Ze woonde samen met de dichter Catulle Mendès en ze kregen 5 kinderen.

Stephanie McCallum, geboren in Sydney in 1956, studeerde bij Alexander Sverjensky en Gordon Watson aan het Sydney Conservatorium of Music. Na verdere studie bij Ronald Smith in het Verenigd Koninkrijk, gaf ze in 1982 een debuutconcert in de Wigmore Hall. In 1985 keerde ze terug naar Australië en werd een van de oprichters van de hedendaagse ensembles austraLYSIS en het Sydney Alpha Ensemble. Ze trad op als soliste met de meeste grote Australische symfonieorkesten en in ensembles met het Australian Chamber Orchestra, Elision Ensemble en The Australia Ensemble. In een 1985 Wigmore Hall concert, gaf ze wat wordt beschouwd als de eerste volledige openbare uitvoering van Alkans Three Studies, op. 76 (voor de linkerhand, voor de rechterhand en voor de beide handen).

In 2000 gaf ze de wereldpremière van Elena Kats-Chernins “Displaced Dances for Piano and Orchestra” (dat voor haar was geschreven) met het Queensland Symphony Orchestra en voerde dit werk vervolgens uit met de Adelaide en Sydney Symphony Orchestras. Naast optreden en opnemen, blijft ze lesgeven aan het Sydney Conservatorium of Music als universitair hoofddocent piano. Stephanie McCallum heeft werken opgenomen van o.a. Satie, Ludwig van Beethoven, Charles-Valentin Alkan, Liszt, Schumann, Carl Maria von Weber, Albéric Magnard, Boulez en Iannis Xenakis.

Erin Helyard is geprezen als een inspirerende dirigent, een virtuoze en expressieve uitvoerder op klavecimbel en pianoforte, en een lucide geleerde die gepassioneerd is door het bevorderen van het discours tussen musicologie en uitvoering. Erin studeerde af aan het Sydney Conservatorium of Music en behaalde de Universitaire Medaille. Hij voltooide zijn Masters in pianoforte-uitvoering en een doctoraat in de muziekwetenschap bij Tom Beghin aan de Schulich School of Music, McGill University, Montreal. Hij werd Westfield Concert Scholar (Cornell University) op pianoforte en van 2003 tot 2012, was hij een lid van het bekroond Ensemble, Caprice (Montreal). Als artistiek directeur en medeoprichter van de gevierde Pinchgut Opera en het Orchestra of the Antipodes (Sydney), creëerde hij nieuwe normen van uitmuntendheid in de historisch geïnformeerde uitvoeringen in Australië.

De originele, Parijse Erard-piano uit 1853, waarop deze opname is gemaakt, combineert vanwege de rechte snaren, warmte met een bel-achtige helderheid, waardoor een verrassende verscheidenheid aan aantrekkelijke, expressieve texturen wordt geproduceerd.

Tracklist:

Moscheles: Rondeau brillant précédé d’une Introduction, Op. 76

Wagner: Lohengrin: Prelude to Act 1

Mendelssohn: Andante con Variazioni, Op. 83a

Horsley: Three Chamber Duets, Op. 46

Boëly: String Quartet No. 3 in G major, Op. 3

Holmès: Pologne – poème symphonique

Four Hands At Home Domestic Music-Making in the Mid-Nineteenth Century Stephanie McCallum Erin Helyard 1853 Erard piano cd Toccata Next TOCN0031

https://www.stretto.be/2018/06/11/pianomuziek-van-alexandre-boely-1785-1858-door-stephanie-mccallum-op-het-label-toccata-classics/

https://www.stretto.be/2021/09/30/four-hands-for-france-music-for-piano-duet-door-stephanie-mccallum-erin-helyard-1853-erard-piano-op-het-label-cd-toccata-classics/