


Het Bijbels oratorium “Israël in Egypte” werd voor het eerst uitgevoerd op 4 april 1739 in driedelige vorm. Het libretto zou samengesteld zijn door Charles Jennens, die ook de Bijbelteksten voor Händels “Messiah” samenstelde. Hervé Niquet heeft er weliswaar voor gekozen om de versie in twee delen op te nemen, nl. “Exodus” (Part II) en “Moses’ Song” (Part III), vooraf gegaan door de “Symphony”.

In 1710, werd Händel door bemiddeling van Ernst August II van Brunswijk-Lüneburg (foto), de jongste broer van de latere, Engelse koning George I, hofkapelmeester in Hannover. Aan het eind van dat jaar reisde hij voor de eerste keer naar Londen. Daar werd zijn voor Londen inderhaast gecomponeerde opera “Rinaldo” meteen een succes. In 1712 ging de 27-jarige Händel dan opnieuw van Hannover naar Londen en bleef er wonen tot zijn overlijden in 1759.

De in Duitsland geboren Händel (foto) spelde er zijn naam zonder umlaut en had er aanvankelijk veel succes als componist van Italiaanse opera’s. Zijn mogelijkheden om Engelse teksten op muziek te zetten waren daarentegen beperkter. Hij had de jaren 1717 tot 1719 wel doorgebracht als componist in residentie van de rijke hertog van Chandos (foto) en had vocale muziek gecomponeerd op Engelse teksten voor verschillende koninklijke aangelegenheden, waaronder de meesterlijke “Coronation anthems” voor George II in 1727.
In 1731 had Händel meer dan tien jaar besteed aan het componeren van Italiaanse opera’s voor theaters in Londen. Tussen 1707 en 1757, componeerde Händel, 26 oratoria. Na “Il trionfo del Tempo e del Disinganno” en “La Resurrezione” voor Rome, en zijn “Brockes Passion” voor Hamburg, volgden in 1718, “Acis and Galatea” en “Esther” voor Cannons bij Londen. Na 5 oratoria voor King’s Theatre in Londen (“Deborah”, “Saul”, “Israel in Egypt” “Hercules” en “Belshazzar”), het Sheldonian Theatre in Oxford (“Athalia”), het Theater in Lincoln’s Inn Fields in Londen (“L’Allegro, il Penseroso ed il Moderato”) en de New Music Hall in Dublin (“Messiah”), componeerde Händel, vanaf 1747, zijn “Occasional Oratorio”, zijn Engelse oratoria enkel nog voor het Covent Garden Theatre in Londen (“Judas Maccabaeus”, “Joshua”, “Alexander Balus”, “Susanna”, “Solomon”, “Theodora”, “The Choice of Hercules”, “Jephta” en “The Triumph of Time and Truth”).
Een lid van de koninklijke familie vroeg Händel om “Esther” te presenteren in het theater waar zijn opera’s werden opgevoerd, maar de bisschop van Londen, Edmund Gibson (foto), stond niet toe dat Bijbelverhalen op het podium werden gespeeld. Daarom besloot Händel om Esther in concertvorm te presenteren als aanvulling op het operaseizoen van 1732, met de zangers die in de Italiaanse opera’s te zien waren, maar zonder decor of toneelactie, en in een herziene vorm in drie bedrijven met extra tekst van Samuel Humphreys. Het werk was enorm populair en zo werd het Engels oratorium als vorm, bijna per toeval uitgevonden. Händel bracht essentiële elementen van de opera over naar het oratorium, dat hij “Sacred Drama’s” noemde, en in 1735, gaf hij de opera als genre op vanwege de afnemende vraag van het publiek en richtte zijn aandacht op grote religieuze composities. Om de veelal joodse Londenaren naar het theater te lokken nam de fantasierijke Händel, beroemde Bijbelse episodes en mythologisch materiaal op. Op de dunne lijn tussen diepe spiritualiteit en Italiaanse operapassie, creëerde hij een nieuw soort oratorium, dat vol leven zat.
“Israel in Egypt”, volledig samengesteld uit geselecteerde passages uit het Oude Testament, voornamelijk uit Exodus en de Psalmen, ging in première in het Londense King’s Theatre in Haymarket met o.a. de bekende Élisabeth Duparc “La Francesina” en de tenor, John Beard. Händel begon het kort nadat het operaseizoen in King’s Theatre was geannuleerd wegens gebrek aan abonnees. Het oratorium werd niet goed ontvangen door de eerste toehoorders, hoewel het werd geprezen in de Daily Post, de tweede uitvoering werd ingekort. Het voornamelijk koorwerk werd nu aangevuld met aria’s in Italiaanse stijl.
De eerste versie van “Israël in Egypt” bestaat uit drie delen in plaats van twee, het eerste deel meer bekend als “The ways of Zion do mourn”, met gewijzigde tekst als “The sons of Israel do mourn”, de dood van Jozef betreurend. Dit gedeelte gaat vooraf aan de Exodus, die in de driedelige versie deel II is in plaats van deel I. Een belangrijk aantrekkingspunt in de oratoria zoals voorheen in de opera’s, waren de virtuoze aria’s waarin de zingende sterren hun hele kunst konden laten horen voor een enthousiast publiek. Vermoedelijk omdat “Israël in Egypt” niet werd gedomineerd door dergelijke artistieke aria’s, maar door grote koren, mislukte het oratorium bij zijn première.
In “Israel in Egypt”, bedoeld om een betalend publiek aan te trekken voor een commerciële onderneming in een particulier theater, legde Händel een overweldigende nadruk op het koor. In zijn dramatische conceptie van het religieus oratorium kwam het koor bij Händel overeen met het ‘koor’ in de antieke tragedies. Op een bepaalde afstand van de emoties van de personages, vertegenwoordigde het koor vaak een commentaarelement, dat fungeerde als bemiddelaar tussen de dramatische actie en het publiek om zo het publiek in staat te stellen, een dieper begrip te krijgen van wat er gebeurde. Hervé Niquet zegt dat het slotkoor “een kreet van geluk in unisono” is en ziet een “bijna tastbaar drama in deze werken: de twee koren staan tegenover elkaar aan weerszijden van het orkest en reageren op elkaar met gewelddadige represailles en monumentale unisono’s. Hun verwevenheid in diabolische bewegingen is als een theatrale enscenering voor onze ogen.” In zijn tweedelige vorm was “Israel in Egypt” trouwens in de 19de eeuw, omwille van zijn vele koren, erg populair bij Engelse koorverenigingen.


Voor “Israel in Egypt” hergebruikte Handel muziek uit andere eigen composities en herwerkte hij muziek van verschillende andere componisten, Rameau, Johann Caspar Kerll, Francesco Antonio Urio, Nicolaus Adam Strungk en Friedrich Wilhelm Zachow. Voor het openingsdeel bv. herschreef Handel o.a. zijn “Funeral Anthem for Queen Caroline” uit 1737, “The Ways of Zion do Mourn”, een koor uit zijn Dixit Dominus, en een aria uit een van zijn Chandos Anthems. De schitterende, vocale solisten zijn Myriam Leblanc en Lucie Edel, sopraan, Lena Sutor-Wernich, alt, Laurence Kilsby, tenor en Andreas Wolf en Alexandre Baldo, bas-bariton.


Handel Israël in Egypt Le Concert Spirituel Hervé Niquet cd Alpha 1176